Schimmelcellen hebben net als plantencellen een stevige celwand. Maar anders dan planten, hebben schimmelcellen geen bladgroenkorrels. Ze halen hun energie niet uit de zon zoals planten. Veel schimmels halen hun voedsel uit dode planten of dieren.
Dierlijke cellen zijn gemakkelijk te herkennen omdat ze geen celwand hebben. Een cel zonder celwand is dus altijd dierlijk. Plantencellen zijn de enigen met bladgroenkorrels , dus zie je die groene stipjes in je cel, dan weet je al dat je met een plant te maken hebt. Bacteriële cellen hebben geen celkern .
Een plantaardige cel is een cel zoals die bij planten en algen voorkomt. Zo'n cel bestaat van buiten naar binnen uit een celwand, een membraan, een laagje cytoplasma en een vacuole: de grote, centrale ruimte die gevuld is met water en opgeloste stoffen.
Plantencellen bevatten net als bacteriën en schimmels een celwand. De celwand behoort niet tot de levende cel.
Globaal bekeken zijn er drie soorten cellen op aarde. Cellen zonder kernen, cellen met kernen en cellen met celwanden. De cellen zonder kernen behoren toe aan organismen uit het rijk der bacterien. De cellen van alle andere organismen hebben wel een kern.
Welke typen witte bloedcellen zijn er? Neutrofiele leukocyten worden opgedeeld in twee categorieën: granulocyten en agranulocyten. Granulocyten bevatten blaasjes, gevuld met stoffen die belangrijk zijn voor de afweerreactie. Bij agranulocyten ontbreken deze.
Het DNA van planten is georganiseerd in chromosomen. Cellen van een plant bevatten een specifiek aantal chromosomen. Meestal een exemplaar afkomstig van de moeder en een vergelijkbaar exemplaar, afkomstig van de vader (diploïde).
Bijna alle micro-organismen, zoals bacteriën, archaea en schimmels, maar ook planten, hebben naast een celmembraan ook een celwand om hun cel. Dierlijke cellen, waaronder ook die van de mens, hebben geen celwand. We hebben alleen een celmembraan rondom onze cellen.
Een plantencel bestaat uit een celinhoud en een celwand. De celinhoud bevat stoffen zoals zetmeel, suikers en eiwitten welke van belang zijn voor de melkproductie. De celwand bestaat uit structurele koolhydraten; ze geven structuur en stevigheid aan de plant.
Plantaardige cellen hebben een celwand, dierlijke cellen hebben geen celwand. Als dierlijke cellen in een hypotone omgeving zijn zwellen ze op, net zoals plantaardige cellen, alleen hebben ze geen celwand waardoor de cel gaat knappen.
Mensen zijn ook eukaryoot. In alle cellen van ons lichaam zit een celkern die ons DNA bevat. De enige uitzondering is de rode bloedcel; die heeft geen celkern.
Planten hebben beide, mitochondriën en chloroplasten.
Een schimmel is opgebouwd uit allemaal draden die filamenten worden genoemd. Door deze filamenten kun je een schimmel makkelijk onderscheiden van een bacterie onder de microscoop. Daarnaast heeft een schimmel een celwand, vacuole, celmembraan en een cytoplasma. Net als bij bacteriën zijn niet alle schimmels slecht.
Een aantal verschillen: Plantencellen hebben geen lysosomen. De vacuole, die in plantencellen heel groot is, neemt de afbreekfunctie van de lysosomen over.
Plastiden zijn een type celorganellen die alleen voorkomen in het cytoplasma van de cellen van planten en algen. Plastiden zijn verantwoordelijk voor het maken van verschillende chemische verbindingen in een cel, zoals suikers en vetten.
Schimmels zijn eukaryote organismen. Dit wil zeggen dat hun cellen een kern bevatten (sommige schimmels hebben zelfs meerkernige cellen). Schimmelcellen hebben een celwand van chitine en hebben net als planten een vacuole. De meeste schimmelcellen zijn door septa verdeeld in compartimenten.
Schimmeldraden bestaan uit cellen met een buisvormige celwand, meestal van chitine, die het daarbinnen liggende cytoplasma beschermt en ondersteunt. Bij de meeste schimmels worden de cellen in de schimmeldraad van elkaar gescheiden door interne wanden die septa worden genoemd.
In het geval van DNA is de suikergroep een desoxyribose (vandaar de naam desoxyribonucleïnezuur), en de stikstofbase is ofwel een adenine (A), een thymine (T), guanine (G) of een cytosine (C). De nucleotiden zijn covalent met elkaar verbonden in de keten via de suiker-fosfaatgroepen.
James Dewey Watson (Chicago, 6 april 1928) is een Amerikaanse moleculair bioloog, die in 1953 samen met Francis Crick, Rosalind Franklin en Maurice Wilkins de structuur van het DNA ontdekte. Watson ontving hiervoor met Crick en Wilkins de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde in 1962.
Ook bomen bezitten een genenpakket. Tijdens het verblijf in de refugia is door mutatie vari- atie ontstaan in het DNA (haplotypen) van de boomsoorten.
Bloedcellen hebben een beperkte levensduur. Rode bloedcellen leven 120 dagen, witte bloedcellen twee en bloedplaatjes tien dagen.
Granulocyt is de verzamelnaam voor drie soorten witte bloedcellen: de neutrofielen, eosinofielen en basofielen.
We hebben drie soorten cellen in ons bloed: de rode bloedcellen (RBC), de witte bloedcellen (WBC) en de bloedplaatjes (BP). Elk hebben ze hun eigen specifieke functie. Zo zorgen de rode bloedcellen voor het transport van zuurstof naar de organen en weefsels. De bloedplaatjes spelen een rol bij de bloedstolling.