Ver naar het oosten nabij het Baikalmeer in Siberië, voorbij de mist van wel honderd eeuwen, spraken jagers en verzamelaars een taal waaraan de meeste talen in Eurazië ontsprongen zijn, van de Germaanse aan de ene zijde tot het Japans aan de andere.
Jagers en verzamelaars leefden in kleine groepen samen. Meestal waren het twintig tot dertig mensen. De mannen jaagden met pijl en boog, en met speren. Ze zochten eerst naar sporen en luisterden naar geluiden.
Van de 150.000 à 200.000 jaar dat er moderne mensen leven op deze planeet, hebben ze de langste tijd hiervan geleefd als jager-verzamelaars. Deze Homo sapiens verspreidde zich tussen 120.000 en 60.000 jaar geleden vanuit Afrika over de rest van de wereld.
Ze leefden meestal als nomaden: ze trokken in groepen rond. Dat moest vaak wel, want na een tijd raakten de eetbare planten en de prooidieren in het gebied waar ze waren op. Ze trokken verder naar een nieuw gebied waar genoeg eten te vinden was. In die tijd wisten de mensen nog niet hoe ze gewassen konden verbouwen.
In de tijd van de jagers was er nog geen landbouw. Ze verzamelden plantaardig voedsel en jaagden op dieren. Ze leefden niet in een huis, maar woonden in grotten of hutten.
In de prehistorie had men twee manieren om vuur te maken: Door twee stokken tegen elkaar aan te wrijven of door met twee stenen (vuursteen en ijzerhoudend gesteente) op elkaar te slaan een vonk te creëren.
Jagers-verzamelaars: groepen mensen in de prehistorie die leefden van de jacht en van wat ze in de natuur vonden. Jagers-verzamelaars waren nomaden en trokken in kleine groepen rond, op zoek naar voedsel. Landbouwsamenleving: Samenleving waarin het allergrootste deelvan de bevolking keeft van de landbouw.
Jagers en verzamelaars
Heel lang geleden jaagden de mensen op dieren. En ze verzamelden planten en vruchten om te eten. Daarom noemen we deze mensen jagers en verzamelaars. Zij leefden aan het einde van de prehistorie, ongeveer achtduizend jaar geleden.
De groepen waarin mensen leefden waren erg klein, omdat de natuur maar een klein aantal mensen kon voeden. Ze trokken rond en hadden geen vaste woonplaats, ze worden daarom ook wel nomaden genoemd. Ze woonden in simpele hutten en trokken verder als er op een plek geen eten meer te vinden was.
Vrouwen verzamelden niet alleen noten, bessen en ander plantaardig voedsel, ze maakten ook kleding, manden en andere gebruiksvoorwerpen. Daarnaast deden ze mee aan de jacht op kleine dieren en aan de visvangst. 'Natuurlijk waren er ook toen biologische verschillen.
De vrouwen en kinderen gingen iedere dag op zoek naar voedsel in de bossen. In de herfst naar wilde vruchten, in het voorjaar verzamelden ze bladgroenten en knollen. Als de mannen terugkwamen van de jacht werden de dieren die ze hadden gevangen, geslacht. Alles van het dier werd gebruikt.
Zij leefden van het jagen op dieren en het verzamelen van bijvoorbeeld bessen en paddenstoelen. Als ze genoeg hadden gejaagd en verzameld in een gebied, verhuisden ze naar het volgende gebied. Daarom leefden ze nooit lang op dezelfde plek. Deze mensen leefden helemaal niet in grotten, maar in zelfgemaakte hutten.
Vanuit deze kampen gingen de mensen op jacht en verzamelden ze planten, bessen, noten en zaden. De jager-verzamelaars waren erg afhankelijk van hun leefgebied. Hoe meer voedsel het gebied te bieden had, hoe groter de groepen konden zijn.
Onderzoek laat zien dat de oermens een alleseter was en in die tijd moest eten wat voorhanden was; fruit, vis, vlees en noten. Maar het voedsel waarop al onze voorouders konden terugvallen waren knollen en wortels, die net als granen, veel zetmeel bevatten en daarmee energie leveren.
Tijd van jagers en boeren – Prehistorie Tot 3000 v. Chr. Kenmerkende aspecten: De levenswijze van jager-verzamelaars.
Kenmerkend voor jager-verzamelaars is dat ze in niet al te grote groepen leven. Jager-verzamelaars zijn dus nomaden. Hele grote sociale verschillen waren er ook niet. De taakverdeling tussen man en vrouw waren wel duidelijk.
gedachten en kunst Vanaf 30 brachten de jager- verzamelaars hun gedachten tot uiting met kunst. Ze maakten beeldjes and grotschilderingen. Deze kunst laat zien dat mensen begonnen te denken met symbolen.
De mensen hadden altijd al stenen en houten wapens gebruikt om mee te jagen of elkaar mee te bestrijden. In de Nieuwe Steentijd kende men stenen 'strijdhamers' en vuurstenen dolken. Met brons konden nieuwe en gevaarlijker wapens worden gemaakt: zwaarden, dolken en lanspunten met scherpe punten en snijkanten.
Vrouwen verzamelden niet alleen noten, bessen en ander plantaardig voedsel, ze maakten ook kleding, manden en andere gebruiksvoorwerpen. Daarnaast deden ze mee aan de jacht op kleine dieren en aan de visvangst. Zwart-witbeeld 'Natuurlijk waren er ook toen biologische verschillen.
De vrouwen en de kinderen gingen niet mee met het jagen en vissen. Terwijl de mannen aan het jagen en vissen waren trokken zei er op uit en zochten in de herfst naar wilde vruchten en in het voorjaar naar bladgroenten en knollen. De vrouwen en de kinderen zorgden voor het meeste eten.
Het grootste deel van de geschiedenis leefden mensen als nomaden in een samenleving van jagers-verzamelaars. Ze kwamen aan hun voedsel door te jagen, vissen te vangen en voedsel te verzamelen in de natuur. Omdat mensen nog niet konden schrijven is onze kennis over de prehistorie gebaseerd op ongeschreven bronnen.
Alle mensapen hebben grote, met lucht gevulde zakken die aan het spraakkanaal vastzitten: keelzakken. Die grote keelzakken zorgen ervoor dat mensapen laag, luid en indrukwekkend kunnen klinken. Het halve bolletje aan het tongbot zorgt ervoor dat de verbinding tussen het spraakkanaal en de keelzak open blijft.
Mensen luisterden goed naar vogels, en ook naar dieren die op heel andere wijze communiceren. Op basis daarvan maakten ze 50.000 tot 80.000 jaar geleden een unieke mix, met zowel een grote woordenschat als een scala aan mogelijke emoties. Vogels kunnen ingewikkelde melodieën zingen, leggen de wetenschappers uit.