Het lijdend voorwerp is degene die of datgene wat de werking van het werkwoord direct ondergaat. Een andere naam voor het lijdend voorwerp is daarom direct object. In bijvoorbeeld 'Ik koop een fiets' 'ondergaat' een fiets direct de werking van het werkwoord kopen.
Het lijdend voorwerp (lv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen: lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp?
Niet altijd een lijdend voorwerp in een zin
Dit komt vooral doordat veel zinnen een lijdend voorwerp bevatten. Denk alleen niet dat er in iedere zin ook een lijdend voorwerp staat. Staat er een naamwoordelijk gezegde in de zin? Dan heeft de zin geen lijdend voorwerp.
Bij zinnen in de lijdende vorm ondergaat het onderwerp juist iets, maar is zelf niet actief. De zin Een ijsje wordt gekocht (door Esther). ' is hier een voorbeeld van. De lijdende vorm wordt ook wel de passieve vorm genoemd.
Het lijdend voorwerp van de zin doet zelf niets.Er wordt iets mee gedaan; het ondergaat iets. Om het lijdend voorwerp te vinden, stel je de vraag: wie of wat + gezegde + onderwerp? Het antwoord op de vraag is het lijdend voorwerp van de zin.
In een passieve zin komt de persoon of het ding waarop wordt gehandeld eerst, en de actor wordt aan het einde toegevoegd, ingeleid met het voorzetsel "by". De passieve vorm van het werkwoord wordt aangegeven door een vorm van "to be": in de zin hierboven staat "was crafted" in de passieve vorm, terwijl "formulated" in de actieve vorm staat.
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. Een lijdend voorwerp bevat altijd een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord. Niet in iedere zin staat een lijdend voorwerp. In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.
Een lijdend voorwerp is een zelfstandig naamwoord of zelfstandig naamwoordgroep die de actie van een werkwoord ontvangt van het onderwerp van een zin. Niet alle zinnen hebben lijdende voorwerpen . Voorbeeld: Ze sliep twaalf uur. Voorbeeld: Het team is op weg naar huis van de wedstrijd.
pietje. het lijdend voorwerp is het antwoord op wie of wat wordt er gedaan. Bijvoorbeeld: In de zin "Hij leest een boek," is "een boek" het lijdend voorwerp omdat het aangeeft wat er wordt gelezen. het meewerkend voorwerp is het antwoord op de vraag aan of voor wie wordt er gedaan?
Maak de zin vragend (ja/nee-vraag) -> de persoonsvorm komt vooraan in de zin te staan. Probeer de zin in een andere tijd te zetten -> het woord dat nu verandert, is de persoonsvorm. Zet het onderwerp van de zin in enkelvoud/meervoud -> het werkwoord dat mee verandert, is de persoonsvorm.
Hoe vind je een bijwoordelijke bepaling? Bij zinsontleding zoek je eerst de persoonsvorm en het onderwerp van de zin. Dan kijk je of er een lijdend voorwerp en eventueel een meewerkend voorwerp in de zin staat. De overgebleven zinsdelen zijn vaak bijwoordelijke bepalingen.
Overgankelijk werkwoord: Ze liep een marathon. Inovergankelijk werkwoord: We rennen elke dag. Kassa en marathon zijn lijdende objecten . Alleen omdat er een zelfstandig naamwoord achter het werkwoord staat, betekent nog niet dat het een lijdend object is.
Het lijdend voorwerp hoort bij het onderwerp en het gezegde van de zin. Een lijdend voorwerp staat alleen in zinnen waarin een werkwoordelijk gezegde zit. Niet iedere zin heeft dus een lijdend voorwerp.
Elk object binnen een voorzetselgroep is het object van het voorzetsel. Het kan niet het lijdend voorwerp van het werkwoord zijn . Het goede nieuws is dat u het lijdend voorwerp in een zin gemakkelijker kunt identificeren als u weet dat het niet binnen een voorzetselgroep kan staan.
Zoek eerst het gezegde en het onderwerp. Zet wie of wat voor het gezegde en het onderwerp en maak er zo een vraag van. Als er een antwoord op je vraag is dan is dat het lijdend voorwerp.
Wanneer een voornaamwoord wordt gebruikt als lijdend voorwerp van een zin, wordt altijd de objectvorm gebruikt (bijv. "Martin sent them"). De meest voorkomende objectpronouns in het Engels zijn "me", "you", "us", "him", "her", "it" en "them".
Zoek eerst de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde. Het lijdend voorwerp = wie / wat + onderwerp + gezegde. Als de zin een naamwoordelijk gezegde heeft, dan is er geen lijdend voorwerp. Een zin kan dus alleen een lijdend voorwerp hebben als het een werkwoordelijk gezegde heeft.
Het lijdend voorwerp is het antwoord op de vraag: wat werd gegeven? Antwoord: een klap. Dus een klap is lijdend voorwerp. In de zin "Hij kreeg een klap" lijkt "hij" wel de handeling te ondergaan, maar is in dit geval onderwerp van de zin.
- 'Ik koop een nieuwe fiets' wordt dan 'Een nieuwe fiets wordt gekocht (door mij).' Het lijdend voorwerp een nieuwe fiets is grammaticaal onderwerp van wordt in de passieve zin. - 'Renée riep hem' wordt 'Hij werd geroepen (door Renée). ' Het lijdend voorwerp hem is grammaticaal onderwerp van werd in de passieve zin.
Een lijdend voorwerp is het "wat" of het "wie" van de zin, wat de ontvanger is van het transitieve werkwoord (ook bekend als het actiewerkwoord). Het is de ontvanger van de actie in een zin. Echter, niet elke zin hoeft een lijdend voorwerp te bevatten , zoals zinnen met koppelwerkwoorden.
Een lijdende vorm bevat het hulpwerkwoord worden of zijn en een voltooid deelwoord. Verder kan er nog een door-bepaling in de zin staan, die aangeeft wie de handelende persoon of instantie is. De rekensom wordt uitgelegd door de leraar. Hanno werd nog net op tijd gered door de reddingsbrigade.
Als het onderwerp van je zin niets doet, maar er in plaats daarvan een actie mee gebeurt, dan is de zin passief. iets doet ermee). Hoe je de passieve vorm herstelt: Zoek uit wat de actie eigenlijk doet en maak dat ding of die persoon het onderwerp van de zin .
In de eenvoudigste bewoordingen wordt een actieve zin geschreven in de vorm van "A doet B." (Bijvoorbeeld: "Carmen zingt het lied.") Een passieve zin wordt geschreven in de vorm van "B wordt gedaan door A." (Bijvoorbeeld: " Het lied wordt gezongen door Carmen .") Beide constructies zijn grammaticaal correct en correct.