Reuma, spierdystrofie, dwarslaesie, spasticiteit en RSI/CANS zijn voorbeelden van motorische aandoeningen die je beperken in (voort) bewegen, (gaan) zitten, lopen, veranderen van houding, balans en de arm/ handfunctie.
Kinderen met een motorische ontwikkelingsstoornis hebben moeite met het aanleren van motorische vaardigheden. Dit is bijvoorbeeld bij baby's te herkennen wanneer zij moeite hebben met leren kruipen, maar het kan ook later opspelen.
Je kind leert kruipen, staan, zitten, lopen, fietsen, skaten, enzovoort. Hierbij gaat het om grote bewegingen met de romp, armen en benen. Dit noemen we ook wel de grove motoriek. Bij fijne bewegingen, zoals een kraal vastpakken, knippen en een potlood gebruiken, hebben we het over de fijne motoriek.
Ze zijn slechtziend, blind of doof, hebben psychische problemen, een lichamelijke of verstandelijke beperking. Mensen met een beperking hebben het recht om mee te doen in de samenleving.
Algemeen. In de gehandicaptenzorg worden mensen met een beperking ondersteund. De beperking kan verstandelijk én lichamelijk zijn. Er zijn ook vaak bijkomende problemen zoals stoornissen, aandoeningen, gedragsproblematiek, verslaving, schuldproblemen en problemen in de thuissituatie.
Wat zijn de gevolgen van de motorische beperking voor de zelfstandigheid en zelfredzaamheid. Je kan minder iets zelf doen. Je hebt hulp nodig. Het kost je meer energie om iets zelfstandig te doen.
De bekendste symptomen zijn veranderingen in het bewegen zoals traagheid, stijfheid, beven, gang- en houdingsveranderingen. Maar patiënten kampen vaak ook met andere problemen zoals slaapstoornissen, depressiviteit, verlies van reukzin, mentale veranderingen.
Motoriek is het vermogen om te bewegen. Dit kan het menselijk lichaam of dat van een dier betreffen. Meestal maakt men voor de mens onderscheid tussen grove en fijne motoriek. De grove motoriek bestaat uit grote, grove bewegingen die men met (grote delen van) het lichaam maakt, bijvoorbeeld lopen, zwemmen of schoppen.
Oorzaken motorische achterstand
Te weinig beweging en/of weinig zelfvertrouwen (over het bewegen) kunnen de oorzaak zijn van motorische achterstand bij kinderen.
Een kind is erkend als gehandicapt als het voor ten minste 66 % getroffen is door ontoereikende of verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen.
'Stoornissen' betreffen afwijkingen op orgaanniveau, 'beperkingen' worden door een persoon ondervonden bij het uitvoeren van activiteiten, en 'handicaps' hebben betrekking op de sociale nadelen die een persoon ondervindt als gevolg van gezondheidsproblemen.
Classificatie op basis van ernst
ernstige verstandelijke beperking (IQ 20-34 / ontwikkelingsleeftijd tussen de 3 en 5 jaar); matige verstandelijke beperking (IQ 35-49 / ontwikkelingsleeftijd 6-9 jaar; milde verstandelijke beperking (IQ 50-70 / ontwikkelingsleeftijd 9-12 jaar).
Invalide, mindervalide of miva
Mindervalide betekent minderwaardig en miva werd als afkorting vaak gebruikt om die laatste minder stigmatiserend te laten klinken. Je zegt er echter nog steeds mee dat een gehandicapte persoon minder waardevol is. Alternatief: gehandicapte persoon of persoon met een beperking.
Lichte verstandelijke beperking: IQ 50/55-70. Matige verstandelijke beperking: IQ 35/40-50/55. Ernstige verstandelijke beperking: IQ 20/25-35/40. Diepe verstandelijke beperking: IQ lager dan 20/25.
Gemiddeld IQ
Daarnaast kan ook een IQ-score iets zeggen over een mogelijke lvb of zwakbegaafdheid. Een gemiddeld IQ tussen de 50 en zeventig duidt op een lvb, een gemiddeld IQ tussen de 70 en 85 duidt op zwakbegaafdheid. Maar, zo stelt het Netwerk Gewoon Meedoen, een IQ-test is geen 'robuust gegeven'.
Zwakbegaafdheid is geen stoornis of beperking, maar vergt wel wat extra aandacht in de behandelkamer. Het hebben van een lichte verstandelijke beperking (LVB) is makkelijker vast te stellen en vorm ook een risicofactor voor het ontwikkelen van psychische stoornissen.
Dit zijn uithoudingsvermogen, kracht, snelheid, coördinatie en lenigheid. Het beheersen van deze motorische vaardigheden zorgt voor een fors mindere kans op pijnklachten. Daarnaast vergroot het de sportprestaties en is er een meer actieve leefstijl op latere leeftijd aanwezig.
Als we het hebben over de kleine motoriek, ook wel fijne motoriek genoemd, bedoelen we alle vaardigheden waarbij we nauwkeurig gebruik maken van de kleinere, fijnere bewegingen van de armen, handen en vingers. Daar is een goede oog-handcoördinatie en aansturing van de kleine lichaamsspieren voor nodig.
De motorische ontwikkeling is het proces waarin een kind controle krijgt over de spieren en deze leert gebruiken. Vanaf de geboorte ontdekken baby's nieuwe bewegingen stap voor stap en meestal in een vaste volgorde. Als ouder kun jij je baby helpen zich veilig te ontwikkelen.
Psychische aandoeningen in de algemene bevolking
In de afgelopen 12 maanden had ongeveer een op de vier volwassenen (26%) één of meerdere psychische aandoeningen. Dit komt overeen met bijna 3,3 miljoen volwassen Nederlanders van 18-75 jaar. Angststoornissen komen het vaakst voor, namelijk bij 15% van de volwassenen.