Een bijvoeglijk naamwoord of adjectief is een woordsoort in de taalkundige benoeming. Het wordt gebruikt om iets anders in de zin nader te omschrijven. Het bijvoeglijk naamwoord duidt dus meestal een eigenschap of hoedanigheid aan en vormt meestal één zinsdeel met datgene wat het nader omschrijft.
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord dat een eigenschap of toestand van een ander woord benoemt. In 'de rode auto' is rode een bijvoeglijk naamwoord. Dat geldt ook voor rood in 'De auto is rood.
Het bijvoeglijk naamwoord, ook wel 'adjectief', zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Deze woordsoort geeft een kenmerk, eigenschap of toestand aan. Het staat vaak direct voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Maar het kan ook als een apart zinsdeel voorkomen.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord. De auto is rood. Rood is de eigenschap van de auto.
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets vertellen over het zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: De rode bal. Rode vertelt iets over de bal, dus is een bijvoeglijk naamwoord. Op deze overzichtskaart staan alle regels over het bijvoeglijk naamwoord.
Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die iets zeggen over zelfstandig naamwoorden. Denk bijvoorbeeld aan de jonge man, de lieve kat of het mooie huis. Jonge, lieve en mooie zeggen iets over het woord dat erachter staat (de zelfstandig naamwoorden). Dit zijn dus voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden.
Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over een ander woord in de zin, of over de hele zin. Zo is heel in 'Zij is heel aardig' een bijwoord; en in 'Ik kom morgen niet' zitten twee bijwoorden: morgen en niet.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord: - His blue jacket got lost at that boring party. Een bijwoord kan iets zeggen over een werkwoord: - He laughs loudly.
Bijvoeglijke naamwoorden krijgen bij enkelvoudige het-woorden een buigings-e als ze worden voorafgegaan door het lidwoord het, een aanwijzend voornaamwoord (dit, dat) of een bezittelijk voornaamwoord (mijn, je, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun).
Bij de-woorden krijgt het bijvoeglijk naamwoord gewoonlijk een -e, bij het-woorden vervalt die -e als er een voor staat: een akelig mens. Ook elk en ieder krijgen geen -e als ze voor een het-woord staan: elk huis, ieder meisje. En toch hoeft elk mens niet 'elke (onaardige) vrouw' te betekenen.
Telwoorden algemeen
Taalkundig gezien zijn de telwoorden een ondersoort van de bijvoeglijke naamwoorden. Predikatief gebruik van telwoorden is niet mogelijk, dat wil zeggen: telwoorden kunnen niet gebruikt worden als naamwoordelijk deel van het gezegde.
Niet is een bijwoord van ontkenning dat de inhoud van een zin ontkent of bijvoorbeeld een werkwoord, deelwoord, bijvoeglijk naamwoord of bijwoord dat erop volgt: niet doen, niet gezegd, niet lopend, niet verlegen, niet erg, niet bijzonder slim enzovoort.
Als bijvoeglijk naamwoord heeft graag de betekenis 'begerig, gretig'. De trappen van vergelijking zijn dan graag - grager - graagst. Dat gebruik van graag komt niet zo vaak voor. Hij is een grage eter.
Bijvoorbeeld: een frisse, vrolijke werkplek en een vrolijke, frisse werkplek. Er komt alléén een komma tussen twee bijvoeglijke naamwoorden als ze gelijkwaardig of 'nevengeschikt' zijn: ze benoemen dan onafhankelijk van elkaar een eigenschap van het eropvolgende zelfstandig naamwoord.
Algemeen Nederlands zijn: iets nieuws, iets moois, iets leukers enz. Ook na 'niets', 'velerlei', 'allerlei', 'wat', 'veel', 'weinig', 'meer', 'minder', 'genoeg', 'voldoende' en 'wat voor' krijgt het bijvoeglijk naamwoord een s aan het eind.
Kleurnamen kunnen als bijvoeglijke naamwoorden worden gebruikt. Om een kleur te specificeren, kunnen de woorden in bepaalde gevallen gecombineerd worden: een blauw-violet ; bijvoeglijke naamwoorden zoals bleek of donker lokaliseren ook kleur zonder deze volledig te definiëren.
Het woordje “mooi” is het bijvoeglijk naamwoord. “Mooi” zegt hier dus iets meer over het huis, namelijk dat we het hebben over een mooi huis en niet over een klein of een groot huis. Nee, we hebben het over een mooi huis.
Een bijvoeglijk naamwoord geeft informatie over een zelfstandig naamwoord. Een bijwoord kan informatie geven over veel meer soorten woorden of over de hele zin. Zo kan een bijwoord iets vertellen over een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
Bijwoorden, of zoals ze in het Engels genoemd worden 'adverbs', geven in een zin extra informatie over andere woorden. Vaak zeggen ze iets over het werkwoord; over de manier waarop iets gebeurde. De meeste bijwoorden worden gemaakt vanuit bijvoeglijk naamwoorden (beautiful, slow etc.)
Bijwoord. ▸ De meeste gezichten had ik nog nooit gezien.
Er bestaan veel bijwoorden en verschillende soorten bijwoorden, waaronder: - bijwoorden van graad: enorm, nogal, zeer, ontzettend, ... - voorzetselbijwoorden: aan, in, bij, achter, ... (alleen als het geen voorzetsel is!)