Om te overleven vallen de marrons plantages aan, waar ze voedsel en wapens buitmaken. Uit wraak vermoorden ze soms de plantagehouders. Ze bevrijden slaafgemaakten en nemen vaak -al dan niet vrijwillig- Afrikaanse vrouwen mee, die onmisbaar zijn voor het voortbestaan van de marrongemeenschap.
Tot slaaf gemaakten gebruiken als goedkope arbeidskrachten en de handel in hen kon alleen omdat mensen vonden dat mensen met een donkerdere huidskleur minder waard waren. Sommigen vonden zelfs dat ze geen 'echte' mensen waren. Nog steeds worden mensen gediscrimineerd op basis van hun huidskleur.
Marrons van Suriname zijn afstammelingen van Afrikanen die door slavenhalers onder dwang naar Suriname zijn gebracht. Daar bevrijdden zij zichzelf uit de slavernij en vestigden zich in het oerwoud. Langs de rivieren bouwden ze een nieuw leven op met een eigen marroncultuur.
Voornamelijk mannen ontsnapten van de plantages naar het binnenland (het oerwoud) van Suriname.Zij bevrijdden zichzelf zo uit de slavernij. Deze mensen en hun nakomelingen worden 'marrons' genoemd.
Beschrijving. Marrons zijn afstammelingen van tot slaaf gemaakten die gevlucht zijn en aanvankelijk in het binnenland van Suriname in stamverband zijn gaan leven. Van de zes stamverbanden in Suriname wonen er nu ook Marrons in Nederland.
Suriname werd in 1650 door Engelsen bezet en ontwikkeld als plantagekolonie met geïmporteerde slavenarbeid uit Afrika. In 1667 werd het door Nederlanders veroverd en is het, met korte onderbrekingen, tot 1975 een kolonie gebleven.
Veel Surinamers vertrokken alsnog naar Nederland omdat ze hun Nederlandse nationaliteit zouden verliezen als ze in Suriname zouden blijven. Koster vestigde zich in 1970 definitief in Nederland, nadat hij er eerder al een aantal jaren had gewoond.
De marrons zijn tot slaaf gemaakte Afrikanen die moesten werken op de plantages onder verschrikkelijke omstandigheden. Nadat ze zijn gevlucht, hebben ze dorpen gesticht in de jungle van Suriname, waar ze onder moeilijke omstandigheden een vrij leven wisten op te bouwen.
Het woord 'marron' is een verkorting van het Caribisch-Spaanse cimarrón, dat oorspronkelijk 'ontsnapt en verwilderd dier' betekent. Het is het woord dat tijdens de slavernij door Europese plantagehouders werd gebruikt voor de Afrikanen die de plantages ontvluchtten en in het oerwoud hun eigen dorpen vormden.
Ze zijn bekend om hun muziek en dans, die vaak worden uitgevoerd tijdens feesten en ceremonies. Ook hebben ze een sterke band met de natuur en maken ze gebruik van traditionele geneesmiddelen en kruiden. Een belangrijk aspect van de Marron-cultuur is hun strijd voor vrijheid en autonomie.
In 1650 verandert dat als het land wordt gekoloniseerd door Engeland.Later wordt het land met de Nederlanders geruild tegen het gebied Nieuw-Nederland. waar ook het huidige New York bij hoort. Vanaf dan is Suriname een Nederlandse kolonie.
Chan Santokhi is president, Ronnie Brunswijk vicepresident.
Suriname is rijk aan grondstoffen zoals goud, olie en bauxiet. Het land behoort tot de top 20 van rijkste landen ter wereld op basis van natuurlijke hulpbronnen.
Portugezen stichten in de vijftiende eeuw de eerste Europese kolonies gebaseerd op slavernij: in suikerplantages langs de Afrikaanse kust en later ook op grote schaal in Brazilië.
Kindsoldaten in Colombia en Afrika zijn voorbeelden van moderne slavernij. Verder werken kinderen als slaaf in steengroeven, in de tapijtindustrie in India, en op cacaoplantages in Ivoorkust. Op Haïti werken ten minste 400 duizend kinderen als slaaf, restaveks genoemd.
Peter Stuyvesant (1592-1672)
Hij dreef als bestuurder van Nieuw-Amsterdam, het huidige New York, slavenhandel via Curaçao. Hij bezat zelf tientallen slaven en had de naam een harde en onverdraagzame bestuurder te zijn. Daarnaast stond hij bekend als antisemiet.
Suriname heette vroeger 'Nederlands Guyana'. De buurlanden van Suriname heten nog steeds 'Guyana'. Op 25 november 1975 wordt Suriname een onafhankelijke republiek. Er volgt een zeer onrustige periode met als dieptepunt een staatsgreep door militairen en politieke moorden.
Een marrontaal is een taal gesproken door een volk van marrons, gevluchte West-Afrikaanse slaven die in stamverband in de oerwouden van Suriname zijn gaan leven, en hun afstammelingen. De marrontalen worden gerekend tot de Creoolse talen. Marrontalen zijn: Saramakaans.
De Dag der Marrons, ook wel Dag van de Marrons of Marrondag, is de jaarlijkse gezamenlijke herdenkingsdag en viering op 10 oktober van de strijd van de Marronvoorouders tegen onderdrukking én voor vrijheid.
Kort na het midden van de zeventiende eeuw was bijna een kwart van trans-Atlantische slavenhandel in handen van de Republiek. het aandeel van Nederland in de slavernij zakte daarna snel, doordat de Portugese, Engelse, Franse en Amerikaanse slavenhandel explosief toenam.
'Marrons' worden ze genoemd. Marrons zijn vrij, en leven diep verscholen in het oerwoud. Kwame is nu ook vrij. De slaven die nog wel op de plantage werken, komen in opstand.
In de slavernijtijd zijn circa 200.000 tot slaafgemaakten naar Suriname gebracht, deels door de WIC en deels door andere handelaren.
U legt een verklaring af dat u Nederlander wilt worden. U verliest de Surinaamse nationaliteit. U moet ten minste een jaar in Nederland (of in een van de andere delen van het Koninkrijk) wonen. U bent in het bezit van een verblijfsvergunning met een niet-tijdelijk doel (zoals gezinshereniging).
In de Bijlmer waren ze minder streng. Het werd een plek waar alleenstaanden, gescheiden mensen, queers, en hippies neerstreken. 'Ook Surinaamse kennismigranten en studenten konden er makkelijker een woning vinden dan in de binnenstad, waar ze te maken hadden met discriminatie,' vertelt Pocornie.
In 1975 werd Suriname officieel onafhankelijk, maar in economische zin was het voor het land moeilijk om op eigen benen te staan. Nederland keerde daarom eenmalig 3,5 miljard gulden uit. Sindsdien gaat de geldkraan open en dicht en dat heeft alles te maken met wie er op dat moment aan de macht is in Suriname.