Normaal gesproken zit in de amygdala, het emotionele centrum van het brein, een groepje neuronen dat ons afremt als we angst voelen, maar bij psychopaten ontbreken die cellen.
Het geweten bestaat uit twee componenten: het cognitieve vermogen om te kunnen beoordelen wat 'goed' en 'slecht' is, en het beschikken over de juiste emotionele reacties (gevoelens als schuld, schaamte, spijt, mededogen of medelijden) ten opzichte van het eigen falen in moreel opzicht.
Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis hebben veel moeite met stabiliteit in hun denken, voelen en gedrag. Hierdoor zijn ze vaak erg impulsief, prikkelbaar of agressief en op zoek naar een snelle behoeftebevrediging. Ook hebben ze een beperkt ontwikkeld geweten.
Het geweten is een mechanisme waarmee we een bepaalde situatie kunnen vergelijken met een aangeleerde of ingeboren ethische norm. Op die manier is het geweten een innerlijk kompas dat de mens er toe brengt om het goede te doen en het slechte te laten.
Zelfstandig naamwoord. het deel van iemand waarmee die persoon zijn daden op goed en kwaad beoordeelt.
Vanaf een jaar of twee ontwikkelt het kind zelf een geweten. Dit wordt gevoed door gevoelens van schuld, schaamte en angst voor straf. Vanaf een jaar of vier tot zes koppelen kinderen hun gedrag vooral aan de goedkeuring en afkeuring van volwassenen. Zij doen of laten iets omdat je het als volwassene zegt.
Psychopaten hebben geen respect voor de sociale en morele normen, omdat zij niet beïnvloed worden door gevoelens als schuld, wroeging en soms ook angst.
Mensen met een antisociale of narcistische persoonlijkheidsstoornis hebben gemeen dat ze hard, spraakzaam en oppervlakkig zijn, anderen uitbuiten en empathie ontberen. Een narcist is echter niet even impulsief, agressief en bedrieglijk. Bovendien hebben narcisten behoefte aan bewondering en jaloezie van anderen.
Zelfstandig naamwoord. het deel van iemand waarmee die persoon zijn daden op goed en kwaad beoordeelt.
Vanaf een jaar of twee ontwikkelt het kind zelf een geweten. Dit wordt gevoed door gevoelens van schuld, schaamte en angst voor straf. Vanaf een jaar of vier tot zes koppelen kinderen hun gedrag vooral aan de goedkeuring en afkeuring van volwassenen. Zij doen of laten iets omdat je het als volwassene zegt.
is een vervoeging van het Duitse Gewissen en Latijn conscientia (vandaar het woord consciëntieus) wat duidt op innerlijk weten of bij jezelf weten.
Een zuiver geweten beschuldigt je wanneer je dingen verkeerd doet, het laat er geen dingetjes doorheen glippen. Tegelijk ervaart een zuiver geweten de volledigheid van de genadige vrijspraak die jou wordt verkondigd.
Omgaan met schuldgevoel
Als je je ergens schuldig over voelt is het omdat er iets niet goed aanvoelt. Misschien heb je een fout gemaakt en wil je deze herstellen. Probeer je schuldgevoel een plaats te geven en probeer te relativeren. Voel je je schuldig naar een bepaald persoon toe, ga dan het gesprek aan.
Gewetensvol handelen gaat over het vanuit je eigen morele kompas te handelen: doen wat volgens jouw waarden (en normen) in die situatie goed is. Het is het nemen van je verantwoordelijkheid, voor de situatie en voor je eigen rol daarin.
Spiegelgeweten: tijdens de kleuterperiode neemt het kind de geboden en verboden van zijn ouders geleidelijk in zich op en deze worden verinnerlijkt tot een eigen geweten.
Het Superego is dan ook het morele deel van de persoonlijkheid, en bevat het geweten. Het opereert voor het grootste deel in het onbewuste. Volgens Freud is de persoonlijkheid gevormd tegen de tijd dat een kind vijf jaar oud is. Daarna zal een mens niet veel meer veranderen.
De angst van straf ligt niet op de loer. Rond de kleuterleeftijd weten de meeste kinderen wel of wat ze doen in de haak is en vanaf een jaar of zes ontwikkelt zich het geweten pas echt.
Vanaf 12 maanden begint je kind te beseffen dat wat hij of zij doet, gevolgen heeft. Je kind denkt na over oorzaak en gevolg. Als hij of zij iets laat vallen, maakt dit een geluid. Als hij of zij op het knopje naast de deur drukt, heeft dat een leuk 'gevolg'.
Die vormen komen echter van zuiver sterke werkwoorden: weten – wist – geweten; meten – mat – gemeten.