Als u een verkeerde dosis instelt en injecteert, kan uw bloedsuikerspiegel te hoog of te laag worden. De toedieningsknop moet gemakkelijk draaien.Gebruik geen kracht om te draaien. Als de pen minder dan 60 eenheden bevat, stopt de instelknop bij het aantal eenheden dat over is.
Zodra de insuline eenmaal is aangebroken, moet je de insuline op kamertemperatuur bewaren. Te veel wisselingen van temperatuur zijn schadelijk voor de werking van insuline. Leg het daarom niet weer terug in de koelkast na gebruik. Let er wel op dat in gebruik genomen insuline beperkt houdbaar is; maximaal vier weken.
Ook het voorafgaand opdraaien van een insulinepen is niet toegestaan! Observeer de huid van de zorgvrager altijd voor het injecteren. Je observeert op tekenen van een verandering van de huid en het onderhuids bindweefsel. Injecteer nooit in een beschadigde huid.
Ontlucht de pen
Richt de pen met de naald naar boven en tik er zachtjes tegenaan zodat alle luchtbellen naar boven stijgen. Ook in het naaldje dat je hebt geplaatst zit nog lucht. Dit naaldje moet eerst gevuld zijn met insuline voordat je de gewenste dosering instelt.
Doseersysteem blokkeert bij instellen. Er zit onvoldoende insuline in de pen. Neem een nieuwe pen. Te veel aantal eenheden ingesteld.
Algemene richtlijnen ten aanzien van het subcutaan insuline injecteren: Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied.
Het homogeniseren van insuline gebeurt door de flacon tenminste tienmaal te zwenken waardoor het kogeltje in de flacon door de hele vloeistof heen rolt ; gewoon schudden brengt het kogeltje niet voldoende van zijn plaats [zie ook Nota van de redactie].
Wat zijn de gevolgen als je insuline te ondiep injecteert? Als je insuline te ondiep injecteert, kan de opname vertraagd worden en zijn de lichamelijke reacties op de insuline meer onvoorspelbaar.
Dit is al helemaal moeilijk, bij het injecteren in de bil. Daarom spuiten sommige mensen insuline in zonder eerst een huidplooi te maken. Dit is alleen mogelijk bij het gebruik van de juiste insulinenaald. De naald moet namelijk kort genoeg zijn om ook zonder huidplooi niet te diep te spuiten.
Het nodige aantal eenheden insuline varieert van persoon tot persoon (8 tot 200 eenheden). Meestal begin je met het inspuiten van 10 eenheden insuline 's avonds.In samenspraak met je arts kun je dan zelf de dosis verhogen, bijvoorbeeld om de drie dagen.
Een meermaal daags schema kan nodig zijn wanneer u zeer ongevoelig bent voor insuline en daardoor veel insuline nodig heeft. Omdat een grote hoeveelheid insuline op een plek pijnlijker is bij spuiten en langzamer in het bloed wordt opgenomen wordt vaak een maximum van 50 eenheden per injectie aangeraden.
De beste plekken om insuline te spuiten zijn uw buik en bovenbenen. Insuline komt vanuit uw buik sneller in uw bloed dan vanuit uw been. Als het kan: kies 1 plek waar u steeds prikt, bijvoorbeeld uw buik. Prik wel elke dag op een ander stukje huid.
Na injectie duurt het ongeveer 10 minuten voordat de glucosespiegel voldoende is gestegen. Dit duurt langer dan bij intraveneus glucose en dient daarom gereserveerd te worden voor situaties waarin (nog) geen glucose kan worden toegediend, oraal of intraveneus.
Tip 6: hoe weet je of insuline nog goed is? Ziet de insuline er anders uit dan normaal, dan moet je hem weggooien.Bijvoorbeeld als er vlokjes of korreltjes zichtbaar zijn.
Insuline kan absoluut niet tegen te hoge of te lage temperatuur.Het verliest dan snel zijn werkzaamheid. Een te hoge temperatuur (meer dan 25°C) ontstaat al gauw als insuline wordt blootgesteld aan volle zon of aan een tropisch warme omgeving. Ook bevriezen en temperaturen onder 2° C moet u vermijden.
Insuline heeft een bewaartijd van vier weken bij een continue temperatuur van 25 graden. Bij hogere temperaturen is de bewaartijd korter. Ons advies: bescherm de insuline tegen te hoge temperaturen boven de 25 graden (strand/ auto / hoedenplank) en vervang de insuline na een warme vakantie.
Insuline is een hormoon dat niet alleen je bloedsuiker verlaagt, maar ook de vetopslag in je lichaam stimuleert. Als je insuline moet spuiten, of als je insuline-resistent bent, dan kan het voorkomen dat er te veel of te lang insuline in het bloed circuleert. Hierdoor kun je in gewicht toenemen.
De spieren (je stofwisseling) kan energie halen uit verbranding van suiker (glucose) of uit verbranding van lichaamsvet. Insuline maakt vetverbranding haast onmogelijk dus zal je niet afvallen en het buikvet blijft zitten waar het zit.
Bij minder dan 12 IE troebele insuline een nieuwe pen(vulling) gebruiken. Vóór elke injectie 2 IE wegspuiten met de pennaald naar boven gericht en dit zo nodig te herhalen totdat insuline uit de pennaald komt.
2 staat voor: elke 2 uur uw glucose meten en zo nodig bijspuiten met kortwerkende insuline. 4 staat voor: bij glucosewaarden tussen 15 – 20: 4 eh snelwerkende insuline bijspuiten. 6 staat voor: bij glucosewaarden boven 20: 6 eh snelwerkende insuline bijspuiten.
Spuitplekken ontstaan meestal door het verkeerd gebruik van insuline. Bij elke injectie moet de naald worden verwisseld. Gebruikt de patiënt de naald een aantal keer? Dan verbuigt de naald of kan deze afbreken en ontstaat microtrauma.
Als de vaste inspuittijd, 's avonds voor het slapen gaan is en men is dit vergeten te spuiten, dan kan men de volgende ochtend de langwerkende insuline alsnog inspuiten maar dan wel de halve dosis.
Niet gebruikte insuline bewaar je best bij 2-8°C ( bv. in de groentelade van je koelkast) en is tot de vervaldatum houdbaar; insuline in gebruik bewaar je op kamertemperatuur (maximum 4 weken houdbaar).
Gebruik insuline bij voorkeur op kamertemperatuur. Dat kan pijn bij het spuiten voorkomen, en vergemakkelijkt het mengen van troebele insuline. Alle pennen met troebele insuline moeten minstens 10 maal worden gezwenkt (ofwel rustig heen en weer bewogen) om de inhoud te mengen, tot de kleur gelijkmatig wit is.
De snelste opname van insuline vindt plaats vanuit de buik. De langzaamste plek is het bovenbeen of de bil. Door foutief spuiten kan uw huid beschadigd raken, met als gevolg een onregelmatige opname van insuline en dus schommelingen van de BG.