Afschrijvingen zijn geen uitstroom van geld en dus geen uitgave. De afschrijvingen boek je in je resultatenrekening als kosten. Afschrijvingen zijn dus geen uitgaven, maar wel kosten.
De afschrijving vormt een kostenpost in de winst-en-verliesrekening en leidt tot een lager resultaat in de verslagperiode en zal in de regel tot uitdrukking komen als afschrijvingskosten. Afschrijving is een goed voorbeeld van het accrualbeginsel, dat stelt dat kosten niet gelijk hoeven te zijn aan uitgaven.
Wat zijn aflossingen? Andersom is een aflossing wel een uitgave maar geen kost, dat zit namelijk zo. Als je een lening hebt en je gaat aflossen dan geef je eigenlijk een deel van dat geleende geld terug aan de bank. Je pakt dus wel je portemonnee, je haalt er wel geld uit en dat geef je ook aan de bank.
Omdat bedrijfsmiddelen een aantal jaren meegaan, mag u niet alle kosten aftrekken in het jaar van aanschaf. In plaats daarvan moet u afschrijven. Dat houdt in dat u de kosten verdeelt over de jaren waarin u het bedrijfsmiddel gebruikt. Elk jaar kunt u dus een deel van de kosten aftrekken.
Een afschrijving boek je ten opzichte van de waarde van het bedrijfsmiddel, waardoor het totaal aan activa af zal nemen. De afschrijvingskosten neem je op in de winst- en verliesrekening, zodat die invloed hebben op het resultaat en de belastingen.
Bij een resultatenrekening tel je afschrijvingen actief mee. Bij een balans doe je dit niet. Je zet de waarde voor goederen waarop je afschrijft gewoon ieder jaar voor een lager bedrag op de balans.
Sinds aanslagjaar 2021 moet je bij het afschrijven rekening houden met volgende regels: Afschrijvingen moeten steeds pro rata temporis gebeuren; Afschrijvingen mogen enkel nog lineair gebeuren; Voor bijkomende kosten heb je de keuze om ze in één keer in mindering te brengen of om ze mee af te schrijven.
Als je schat dat de auto 10 jaren mee zal gaan, moet je dus elk jaar 1/10 afschrijven. Afschrijvingen zijn geen uitstroom van geld en dus geen uitgave. De afschrijvingen boek je in je resultatenrekening als kosten. Afschrijvingen zijn dus geen uitgaven, maar wel kosten.
Hoe lang ga je het bedrijfsmiddel gebruiken? Bij afschrijvingen mag je maximaal 20% per jaar afschrijven. Dit betekent een minimale gebruiksduur van 5 jaar. Bij veel gebruiksmiddelen wordt over het algemeen een gebruiksduur van 5 tot 10 jaar gehanteerd, waarbij altijd moet worden afgerond op hele jaren.
Voor de meeste investeringen geldt een maximale afschrijving van 20 procent per jaar. U schrijft de kosten dus in minimaal 5 jaar af. Voor goodwill geldt een percentage van maximaal 10 procent per jaar. Voor het afschrijven van bedrijfspanden gelden andere regels.
Uitgaven die geen kosten zijn: dividendbetalingen, kopen van grond, lening aflossen. Uitgaven die tegelijk ook kosten zijn: directe betalingen van bijvoorbeeld salarissen of inkopen. Uitgaven die later tot kosten zullen leiden: bedragen die je vooruit hebt betaald, investeringen in materiele vaste activa.
Een onderneming heeft te maken met vele bedrijfskosten. Denk bijvoorbeeld aan inkoopwaarde van de omzet, huur, rente, afschrijving en loon. De onderneming hoeft het geld niet daadwerkelijk te hebben uitgegeven.
Uitgaven staan dus in de boekingen van je bank (bankboek) en kas(boek). De uitgaven worden vervolgens kosten als je het gaat boeken voor je winst- en verliesrekening. Het geldt dus voor een bepaalde periode (maand, kwartaal of jaar). In de praktijk worden de termen vaak door elkaar gehaald.
Afschrijvingen zijn boekhoudkundige waardedalingen van middelen/bezittingen van een bedrijf. Met de gehanteerde afschrijvingen komt in de boekhouding naar voren hoeveel een bepaald gebruiksobject (bijvoorbeeld een bedrijfsauto of machine) in waarde is gedaald over een bepaalde periode.
Afschrijvingskosten zijn de bedragen die je jaarlijks over grote investeringen afschrijft. Dit doe je op de balans. Door af te schrijven spaar je alvast een gedeelte van het investeringsbedrag. Als iets kapot gaat, kan je dat potje gebruiken.
Het verspreiden van kosten over meerdere jaren heet 'afschrijven'. De hoofdregel is dat je investeringen in een bedrijfsmiddel wat langer dan één jaar mee gaat en in aanschaf meer dan € 450,- excl. btw kost, over vijf jaar moet afschrijven.
U koopt een machine. De aanschafprijs bedraagt € 30.000, de vermoedelijke gebruiksduur is 10 jaar en de restwaarde na 10 jaar is € 5.000. Berekening van de afschrijving: (€ 30.000 - € 5.000) : 10 = € 2.500 per jaar.
Bedrijfsmiddel. Ondernemingen in Nederland schrijven af op de activa die ze gebruiken. De stelregel is, dat als een bedrijfsmiddel over meerdere jaren gebruikt wordt, u fiscaal verplicht bent een afschrijving ten laste van het resultaat te brengen in het jaar dat het bedrijfsmiddel gebruikt wordt.
Volledig aftrekbare kosten
Kosten binnen je onderneming zijn 100% aftrekbaar. Hierbij hoort onder meer het kantoormateriaal, sociale bijdragen en verzekeringen. Ook specifieke beroepskledij (bijvoorbeeld een doktersjas, veiligheidsschoenen of de schort van een slager) mag je ingeven.
Onder rente wordt verstaan de kostprijs van krediet, en het geld dat u op uw spaargeld verdient. Leent u geld bij een bank, dan betaalt u daarvoor een rentevergoeding.
U mag niet meer afschrijven wanneer de bodemwaarde van het pand is bereikt. Het begrip bodemwaarde is een fiscaal begrip. Het heeft niets te maken met de waarde van de grond. Het is ook niet hetzelfde als de restwaarde.
De afschrijving is elk jaar maximaal 20 procent van de aanschafkosten. Anders gezegd, je moet bedrijfsmiddelen in minimaal vijf jaar afschrijven. Investeringen in goodwill moet je in minimaal 10 jaar afschrijven.
Je nieuwe zakelijke computer, telefoon of laptop afschrijven gebeurt in 5 jaar. Ook al weet je van te voren dat je telefoon of laptop geen 5 jaar mee gaat, moet er in 5 jaar worden afgeschreven. De afschrijving is bepaald en vastgesteld door de belastingdienst. De BTW vraag je wel meteen terug.