We schrijven daarin aan elkaar als de combinatie een
Voornaamwoordelijke bijwoorden zijn combinaties van de bijwoorden er, hier, daar, waar, ergens, nergens en overal en een of meer voorzetsels (bijvoorbeeld in, op, aan, bij) en/of de bijwoorden af, heen, mee en toe.
Andere voorbeelden van voorzetsels zijn: aan, achter, bij, binnen, boven, buiten, dankzij, door, gedurende, in, langs, naar, nabij, om, omstreeks, over, per, qua, rond, sinds, te, tegen, tegenover, tot, tussen, uit, van, vanaf, vanuit, via, volgens, voorbij, wegens, zonder.
Daar is een voegwoord dat een redengevende bijzin inleidt. Als voegwoord is daar erg formeel. U kunt daar het best vervangen door omdat.
Lijst voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
De bijwoorden er, daar, hier en waar schrijf je meestal vast aan het voorzetsel dat erachter staat (zie punt 3 voor uitzonderingen). Die combinatie van er + voorzetsel verwijst dan naar iets in de zin of de context. 'Er/daar/hier/waar + voorzetsel' betekent iets als 'voorzetsel + dat/dit/wat'.
Antwoord en uitleg: Het woord 'after' fungeert als een voorzetsel om aan te geven wanneer iets zal gebeuren in relatie tot iets anders en fungeert als een bijvoeglijk naamwoord om te beschrijven dat iets later zal gebeuren.
Voegwoorden zijn en, maar, want, dat, omdat etc. Het zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. Als je twee of meer gelijkwaardige zinnen met elkaar wilt verbinden, gebruik je een nevenschikkend voegwoord (en, maar, want).
Je kind kan een hoofdzin en bijzin van elkaar onderscheiden door naar de plaats van de persoonsvorm te kijken. In een hoofdzin staat deze namelijk altijd (bijna) vooraan, terwijl hij in een bijzin meestal verder naar achteren staat. Voorbeeld: Sanne plukt appels van een boom, omdat ze een appeltaart wil bakken.
Enkele veelvoorkomende voorzetsels zijn: over, boven, over, na, tegen, langs, tussen, rond, bij, voor, achter, onder, onder, naast, tussen, door, omlaag, tijdens, behalve, voor, van, in, binnen, in, zoals, nabij, van, uit, op, op, uit, buiten, over, verleden, aangezien, door, gedurende, totdat, aan, naar, onder, totdat, ...
Voorzetsels zijn woorden als aan, in, op, uit en voor. Ze vormen meestal het begin van een woordgroep: aan de muur, in de kast, op donderdag, uit gewoonte, voor jou, enz.
bijwoorden van tijd: wanneer, morgen, vandaag, gisteren, binnenkort, onlangs. aanwijzende bijwoorden: daar, hier, nu. onbepaalde bijwoorden: ergens, nergens, nooit, altijd.
Hier en daar staan bijwoorden .
We schrijven daarin aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. In andere gevallen schrijven we daar in in twee woorden.
daarginds, ginds, aldaar, ginder. daar (bw) : er.
Welke voorzetsels zijn er? De bekendste voorzetsels zijn: aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
De meest voorkomende nevenschikkende voegwoorden zijn for, and, nor, but, or, yet, and so ; je kunt ze onthouden met het acroniem FANBOYS. In de volgende zin verbindt het nevenschikkende voegwoord or twee zelfstandige naamwoorden: pizza en salade: Ik wil pizza of een salade voor de lunch.
Nevenschikkende voegwoorden leggen een verband tussen twee hoofdzinnen, zinsdelen, woorden of woordgroepen, onderschikkende voegwoorden leggen een verband tussen een hoofdzin en een bijzin. Nevenschikkend zijn bijvoorbeeld en, maar, of, dan (wel), dus en want.
Het woord zal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen.
Na als voorzetsel en voegwoord
After betekent 'later dan' en 'volgende in tijd of plaats'. After kan worden gebruikt voor een zelfstandig naamwoordgroep (als een voorzetsel): Zullen we na de lunch gaan zwemmen? De bank is net na het park, aan de linkerkant.
Het belangrijkste verschil tussen deze twee typen woorden is dat onderschikkende voegwoorden clausules inleiden, terwijl voorzetsels dat niet doen . Een voorzetsel wordt doorgaans alleen gevolgd door het object en de modificatoren.
Antwoord. Ja, een zin mag beginnen met het nevenschikkende voegwoord of. Wel is deze stijl minder geschikt voor zakelijke schrijftaal.