De werkgeverslasten in 2023 liggen tussen de 20 en 36 procent van het brutoloon. Bij kleine werkgevers ligt dit percentage lager dan bij grote werkgevers. Vanaf 1 januari 2023 zijn enkele werkgeverslasten verlaagd: een lage premie geldt voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) voor kleine werkgevers.
De kosten aan werkgeverslasten zijn ongeveer 30% van het brutoloon van de medewerker.
Voor kleine werkgevers (tot 25 keer de gemiddelde premieplichtige loonsom) is er een lager tarief, namelijk: 6,18 procent (in 2023 was dat 5,82 procent). Grote werkgevers betalen 7,49 procent (2023: 7,11 procent).
Het salaris dat de medewerker krijgt, is circa 70%. Dit heeft te maken met de te betalen premies en belastingen. Op de vraag wat een medewerker kost, geldt voor de werkgever een percentage van 130 tot 140%. Op de vraag wat het personeel kost in zijn geheel kan dit zelfs oplopen tot 150 à 160%.
De werkgeversbijdrage bedraagt voor de private profitsector 25%.De non-profit en de openbare sector wijken daarvan af.De private non-profit betaalt ± 32%. Zij kunnen wel een deel recupereren via structurele bijdrageverminderingen, zodat het werkelijke percentage voor de sector lager uitvalt.
De patronale basisbijdragen voor de sociale zekerheid bedragen 25% van het brutoloon voor de private profitsector, inclusief de loonmatigingsbijdrage. Voor de private nonprofitsector belopen de bijdragen 32,40%. Voor handarbeiders worden de sociale bijdragen berekend op 108% van het brutoloon.
De werkelijke kost van een werknemer is opgebouwd uit het brutoloon, sociale bijdragen op dat loon en extra's zoals vakantiegeld of extralegale voordelen. Al die componenten vormen samen je totale loonkost.
De personeelskosten bestaan uit een optelsom van de directe loonkosten, de indirecte loonkosten en de loonheffingen. Dankzij verschillende subsidies en regelingen kun je besparen op je personeelskosten. Personeelskosten mogen maximaal tussen de 30 en 60% van de omzet bedragen.
De werkgeverslasten zijn de wettelijk verplichte kosten die de werkgever betaalt naast het salaris van de medewerkers. Deze lasten bestaan uit de vakantietoeslag (minimaal acht procent) en de volgende loonheffingen: loonbelasting; premie volksverzekeringen (AOW, Anw en Wlz);
En wat kost een werknemer per maand? Gemiddeld komen de extra kosten voor je personeel uit op 20% tot 30% van het brutoloon. Natuurlijk is dit sterk afhankelijk van de secundaire arbeidsvoorwaarden die je biedt, hoe hoog de salarissen zijn en hoeveel medewerkers je in dienst hebt.
In het vierde kwartaal van 2023 zijn de cao-lonen (per uur inclusief bijzondere beloningen) met 6,9 procent toegenomen. Dit is de grootste stijging in ruim veertig jaar tijd. De contractuele loonkosten (cao-lonen en werkgeverspremies) stegen in het vierde kwartaal met 6,6 procent.
Hoe bereken je loonkosten per werknemer? Als je wilt weten wat de loonkosten zijn van een individuele werknemer, moet je alle kosten die de werkgever maakt voor deze werknemer bij elkaar optellen.
Van je brutoloon worden loonbelasting en premies ingehouden. Hoe meer je verdient, hoe meer belasting je betaalt. Ook zijn er 3 verplichte premies: AOW, Anw en Wlz.Soms worden ook premies zoals WW, WAO, WIA en ZW ingehouden.
Werkgeverslasten berekenen
De kosten berekenen doe je door het loon van alle werknemers van een heel kalenderjaar bij elkaar op te tellen. Hierbij maakt het soort contract niet uit. Als je alles bij elkaar optelt, is het bedrag onderaan de streep de totale werkgeverslasten.
U heeft namelijk ook vaste werkgeverslasten. Dit zijn verplichte kosten die u betaalt bovenop het loon. Zoals vakantiegeld en loonheffingen. Ook maakt u misschien kosten voor secundaire arbeidsvoorwaarden, werkplekken en apparatuur voor uw medewerkers.
Loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (loonheffing) Loonheffing is de belasting die een werkgever namens een werknemer betaalt. Loonheffing is de verzamelnaam voor loonbelasting en de premie voor de volksverzekeringen.
Hoeveel loonheffing betaal ik? Het precieze bedrag hangt af van de hoogte van je loon. De Belastingdienst werkt momenteel (2021) met 2 schijven. Voor box 1 gelden de volgende tarieven: 37,10% voor belastbare inkomens tot €68.508 en 49,50% voor belastbare inkomens vanaf €68.508.
Loon LH Loon LH is je loon voor loonheffing. Ook wel fiscaal loon, “tabelloon” of “loon voor loonheffing” genoemd. Meestal komt dit overeen met het bruto loon min de te betalen pensioenpremie.
Naast het brutoloon van de werknemer, kun je als werkgever rekening houden met gemiddeld 20% tot 40% werkgeverslasten, met uitschieters naar zelfs 50%. De loonkosten variëren door persoonlijke afspraken met werknemers en door verplichtingen die vanuit een cao of bedrijfstak zijn geregeld.
De loonkosten per gewerkt uur bedroegen gemiddeld 35,3 euro. Dat is 27 procent meer dan het brutoloon per gewerkt uur. Voor een volledige baan (een vte) betaalde een werkgever gemiddeld 60,2 duizend euro per jaar. In 2019 waren de loonkosten het hoogst in de zorg.
Gemiddelde loonkosten per werknemer berekenen
Als we kijken naar het wettelijk minimumloon in 2023 dan zien we dat elke medewerker van 21 jaar of ouder minimaal € 1934,40 bruto per maand moet verdienen. Neem je dus iemand voor het minimumloon aan, dan zijn de kosten van het bruto salaris minstens € 1934,40.
Op je loonstrook vind je precies hoe je salaris is opgebouwd. Je werkgever vermeldt op deze loonstrook belangrijke informatie, denk bijvoorbeeld aan je bruto-nettoloon. Naast je salaris staan op je loonstrook jouw gegevens en die van je werkgever. Ook lees je welke periode je hebt gewerkt.
Loonmatigingsbijdrage. De loonmatigingsbijdrage is in principe verschuldigd voor iedereen die bij de RSZ wordt aangegeven. Ze is gelijk aan 5,67% van het loon van de werknemer, verhoogd met 5,67% van de verschuldigde werkgeversbijdragen.
Privé- versus publieke sector. Voor de rsz bijdragen moeten we een onderscheid maken tussen de werknemersbijdrage en de werkgeversbijdrage. Voor werknemers in de privésector is de RSZ bijdrage 13,07% van het brutoloon.