Artsen, physician assistants en verpleegkundigen mogen deze handelingen beroepsmatig uitvoeren, als zij daartoe bekwaam zijn. Anderen (lees: ouders en onderwijzend personeel) mogen deze handelingen alleen in opdracht van een zelfstandig bevoegde zorgverlener uitvoeren, als zij daartoe bekwaam zijn.
Het toedienen van insuline in de armen heeft niet de voorkeur. Bij gebruik van humane insuline, blijft het advies gehandhaafd: kortwerkende insuline in de buik en langwerkende in de benen of billen. Bovenbeen (dijbeen) • Geeft langzame opname van de insuline. Spuit in de bovenkant of de buitenkant van het bovenbeen.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Door op de juiste plek en correct te injecteren, werkt u aan een goede glucosewaarde in het bloed. Als insuline verkeerd of in een verkeerde dosering geïnjecteerd wordt, kunnen er complicaties ontstaan zoals te hoge (hyper) en te lage (hypo) glucosewaarden.
Zorg dat je insuline altijd injecteert in het onderhuids vetweefsel. Als je insuline in de spier spuit, dan beïnvloedt dit de opname van de insuline. Spieren zijn namelijk rijker doorbloed en zorgen ervoor dat de insuline sneller wordt opgenomen, waardoor je meer kans hebt op een hypo.
Er kunnen zich verschillende problemen voordoen ten gevolge van het injecteren met insuline: Een bobbeltje op de huid direct na het spuiten: er is te ondiep gespoten. Harde schijven of bulten in de huid: te weinig afwisseling van de injectieplaats, of er is over een langere periode te ondiep gespoten.
Waarom is het belangrijk om vóór elke injectie te ontluchten? Als u de pen NIET ontlucht, krijgt u mogelijk de verkeerde hoeveelheid insuline. Ontluchten helpt ervoor te zorgen dat pen en naaldje goed werken. Zodra de pen goed is ontlucht, dan komt er insuline uit het naaldje.
Het nodige aantal eenheden insuline varieert van persoon tot persoon (8 tot 200 eenheden). Meestal begin je met het inspuiten van 10 eenheden insuline 's avonds.In samenspraak met je arts kun je dan zelf de dosis verhogen, bijvoorbeeld om de drie dagen.
Verder kan het roteren van de injectieplaats spuitplekken voorkomen. Rotatie van de injectieplek houdt in dat de patiënt binnen een lichaamsdeel de injectieplek afwisselt. Men moet insuline minimaal 1 cm naast een vorige injectieplaats spuiten. Hierdoor krijgt de huid de tijd om te herstellen [1, 2].
Omdat een grote hoeveelheid insuline op een plek pijnlijker is bij spuiten en langzamer in het bloed wordt opgenomen wordt vaak een maximum van 50 eenheden per injectie aangeraden. Een hoge dosis zal dan over meerdere injecties per dag verdeeld moeten worden.
Kortwerkende insulines werken binnen 10-30 minuten en werken 2 tot 8 uur lang. Middellangwerkende insulines binnen 1-2 uur, 16 tot 24 uur lang. Langwerkende insulines werken binnen 1-2 uur, 24 uur lang. U krijgt uitleg hoe u moet spuiten en hoe u kunt testen hoeveel suiker er in uw bloed zit.
Geschikte injectieplaatsen: insuline wordt niet op alle plaatsen even snel opgenomen: buik en dijen zijn de meest voorkomende injectieplaatsen – ten minste 1 cm afstand van de navel voor volwassenen en ten minste 3 cm afstand van de navel voor kinderen.
Insuline spuiten gebeurt altijd subcutaan. Dit betekent dat de insuline terechtkomt in het onderhuidse vetweefsel. Door in het vet te spuiten, komt de insuline niet in één keer in het bloed terecht. Zo voorkom je een hypo (te lage glucosewaarde door te veel insuline) en kan de insuline een langdurige werking hebben.
Het homogeniseren van insuline gebeurt door de flacon tenminste tienmaal te zwenken waardoor het kogeltje in de flacon door de hele vloeistof heen rolt ; gewoon schudden brengt het kogeltje niet voldoende van zijn plaats [zie ook Nota van de redactie].
De meeste patronen of pennen bevatten 300 eenheden insuline in 3 milliliter. Er zijn ook pennen die 200 E insuline per 1 milliliter en 300 E insuline per 1 milliliter bevatten.
Insuline kan er helder of troebel uitzien. Dit heeft te maken met het soort insuline. Om ervoor te zorgen dat de samenstelling van insuline goed is, wordt geadviseerd om een insulinepen met troebele insuline minstens tien keer op en neer te zwenken totdat deze egaal en wittig is.
Reacties op de injectieplaats komen vaak voor
Naast roodheid, zwelling, warmte en pijn, kan er ook een blauwe verkleuring en jeuk ontstaan op de injectieplaats na het vaccineren. Door zwaartekracht kan een ontstekingsreactie van de injectieplaats af verplaatsen, bijvoorbeeld bij een blauwverkleuring of een zwelling.
De opname van insuline verschilt echter vanuit arm, bil, bovenbeen of buik. Injectie in de bovenarm wordt afgeraden omdat de kans op intramusculaire in plaats van subcutane toediening daarbij groter is. Opname vanuit de buik gaat sneller dan vanuit de bil en het bovenbeen.
De aanwezige luchtbel in de injectiespuit (bij kant-en-klare injectiespuiten) niet verwijderen; deze zorgt ervoor dat alle vloeistof wordt geïnjecteerd. Na volledige injectie zal deze luchtbel de ruimte in de naald opvullen zodat alle werkzame stof toegediend wordt.
2 staat voor: elke 2 uur uw glucose meten en zo nodig bijspuiten met kortwerkende insuline. 4 staat voor: bij glucosewaarden tussen 15 – 20: 4 eh snelwerkende insuline bijspuiten. 6 staat voor: bij glucosewaarden boven 20: 6 eh snelwerkende insuline bijspuiten.
De beste plekken om insuline te spuiten zijn uw buik en bovenbenen. Insuline komt vanuit uw buik sneller in uw bloed dan vanuit uw been. Als het kan: kies 1 plek waar u steeds prikt, bijvoorbeeld uw buik. Prik wel elke dag op een ander stukje huid.
Als je al een tijdje niets op hebt, bijvoorbeeld in de ochtend als je nog niet hebt ontbeten, mag je suikerwaarde tussen de 4,5 en 8 mmol/l liggen. Vlak na een maaltijd (de eerste 2 uur nadat je hebt gegeten) mag je suikerwaarde iets hoger liggen, tot maximaal 9 mmol/l.
Ook het voorafgaand opdraaien van een insulinepen is niet toegestaan! Observeer de huid van de zorgvrager altijd voor het injecteren. Je observeert op tekenen van een verandering van de huid en het onderhuids bindweefsel. Injecteer nooit in een beschadigde huid.
Mits u de insuline op de juiste manier in de koelkast bewaard, is deze houdbaar tot de datum die op de verpakking staat. Ook op vakantie moet de insuline koel bewaard worden. Hiervoor zijn hulpmiddelen (koeltasjes) verkrijgbaar.
Na ingebruikname is de insuline nog 4-6 weken houdbaar op kamertemperatuur, en verliest dan langzaam zijn werking. Praktisch gezien is die houdbaarheidsduur geen probleem omdat de meeste mensen > 10 EH per dag injecteren, bij (meestal) een pen met 300 EH insuline per 3 ml. Die pen is dus binnen 30 dagen leeg.