De Present Continuous bestaat uit twee delen: een vorm van 'to be' (am/is/are) + een werkwoord met –ing erachter. De Present Continuous van 'to play' is dus: I am / He is / We are playing. Let op! In sommige gevallen moet je er een letter afhalen (bijv. have 𡪠having) of extra bij doen (bijv.
Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter. - I am reading the newspaper right now. - He is laughing at me at the moment.
Er staan meestal signaalwoorden in de zin die aangeven of dit het geval is. Denk aan: always, every day/week/month/year, never, often, sometimes en usually.
We gebruiken de present simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden.We gebruiken de present continuous als het in het NU plaatsvindt. We gebruiken de past simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden in het verleden.
De duurvorm in de tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: Ik ben aan het sporten. We zijn aan het zingen.
Functies van de Past continuous
De past continuous beschrijft handelingen of gebeurtenissen in een tijd voorafgaand aan het heden, die in het verleden begonnen is en die nog steeds aan de gang is op het moment van spreken. In andere woorden, het beschrijft een onafgemaakte of onvolledige handeling in het verleden.
Om de past continuous te vervoegen, gebruiken we een vorm van to be (was/were) + de stam van het werkwoord en voegen we hieraan -ing toe. Voorbeeld: I was watching TV when you called. Ik keek tv toen je belde.
De Past Perfect Continuous ('ing- vorm') gebruik je: - als iets in het verleden begonnen is, inmiddels is afgelopen en je wilt vooral de tijdsduur benadrukken. Voorbeeld : I had been studying English for six years (wel zes jaar lang, nu niet meer).
De -ing-vorm van een Engels werkwoord wordt het onvoltooid deelwoord (present participle) genoemd.
Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de present simple, oftewel in de tegenwoordige tijd staat, bijvoorbeeld: always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week.
De Past Continuous bestaat uit een vorm van de verleden tijd van to be (was/were) + een werkwoord +-ing. “Wij waren aan het lopen” wordt dus “We were walking”.
Present simple is de tegenwoordige tijd; die gebruikt wordt bij feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen. Present continuous is de tegenwoordige tijd in duurvorm; die gebruikt wordt om te zeggen dat iets nu aan de gang is of dat iemand iets nu aan het doen is.
Was gebruik je bij: I, He, She en It: de enkelvoudige persoonlijke voornaamwoorden.Were gebruik je bij: We, You en They: de meervoudige persoonlijke voornaamwoorden.
De Past Continuous bestaat uit een vorm van de verleden tijd van to be (was/were) + een werkwoord +-ing. “Wij waren aan het lopen” wordt dus “We were walking”.
De Continuous is één van de drie -ing vormen en het wordt gebruikt bij gebeurtenissen die aan de gang zijn, precies op het moment dat je er over praat. Dat kan in het heden zijn, maar ook in het verleden of de toekomst.
Hoe maak je de past perfect? Je maakt de past perfect met had + voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord maak je bij regelmatige werkwoorden door -ed achter het werkwoord te plakken. Bij onregelmatige werkwoorden, pak je het derde woord uit het rijtje (bijvoorbeeld broken bij to break – broke – broken) .
Het grootste verschil heeft te maken met de afronding en invloed van de beschreven actie. De present perfect wordt vooral gebruikt bij acties die afgelopen zijn, maar nog wel invloed hebben op het hier en nu. De present perfect continuous gaat vooral over acties die nog steeds voortduren.
De regelmatige werkwoorden, in het Engels ook wel regular verbs genoemd, zijn de werkwoorden die volgens de gebruikelijke regel vervoegd worden. Hierbij pak je de stam van het werkwoord en voeg je er “-ed” of “-d” aan toe.
past simple = wanneer je iets snel wil vertellen. "I just ran over an old man." "I ate a lot of chocolate so my stomach hurts." meestal nabije verleden. past continuous = soorten= het is nog bezig, het duurde lang. Je wilt een nadruk leggen op iets om iets erger te laten lijken.
Aantekeningen bij de simple present, derde persoon enkelvoud
In de derde persoon enkelvoud eindigt het werkwoord altijd op -s: he wants, she needs, he gives, she thinks. Ontkennende en vragende vormen gebruiken DOES (= de derde persoon van het hulpwerkwoord 'DO') + de infinitief van het werkwoord. He wants ice cream.
Je kunt de future simple herkennen door de constructie will + het hele werkwoord of to be + going to + het hele werkwoord.