Nederlanders kijken de slavernij af van de Portugezen. Ze veroveren Portugese gebieden in Zuid-Amerika en het belangrijke steunpunt fort Elmina aan de West-Afrikaanse kust. Nederlanders varen met Europese goederen naar de Afrikaanse kust en ruilen dit tegen tot slaaf gemaakten.
De slavenhandel van de WIC was een zogenaamde driehoekshandel. De schepen voeren met handelswaar naar Afrika, kochten daar slaven en voeren vanuit Zuid-Amerika en het Caribische gebied met goederen, meestal suiker, weer naar Nederland. De slavenhandel bracht grote financiële risico's met zich mee.
Hoe begon de slavernij? Op jacht naar meer land en rijkdom, voerde Nederland in de zeventiende eeuw oorlog tegen de Spanjaarden en Portugezen. Zeevaarder Piet Hein veroverde de Spaanse zilvervloot en Nederland pakte slavenfort Elmina in Ghana af van Portugal.
De Britten, Fransen, Spanjaarden en niet te vergeten de tussenhandelaren en koninkrijken op de West-Afrikaanse kust speelden een veel grotere rol. Dat verhaal is misschien geruststellend.
Een lange geschiedenis
Zo leerden de Portugezen de slavernij kennen. Zij begonnen ook met de handel vanaf de Afrikaanse Westkust en beschermden deze door het bouwen van forten, waaronder het fort São George der Mina, het later Elmina. Omstreeks 1630 gaan de Hollanders zich met de slavenhandel bezighouden.
Michiel de Ruyter (1607-1676)
Die handelsroutes waren voor een groot deel gebaseerd op de slavenhandel waarmee de de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden veel geld verdiende. Aan de westkust van Afrika, waar de bevolking vaak tot slaaf werd gemaakt, vocht De Ruyter daarom verschillende oorlogen uit met Engeland.
De inheemse bevolking was gedecimeerd en niet te dwingen, Europeanen konden evenmin gedwongen worden. Toen ontstond het plan hiervoor Afrikanen te halen, als slaaf. In de tijd dat Nederland Brazilië van de Portugezen had overgenomen (1630-1654) keek Nederland deze perverse truc af en ging er mee verder.
De onderzoekers hebben uitgerekend dat de opbrengst van de Nederlandse slavenhandel in de zeventiende en achttiende eeuw tussen de 63 en 79 miljoen gulden is geweest. Per jaar was het tussen de 200.000 en 600.000 gulden, met af en toe uitschieters van meer dan een miljoen gulden.
In de 17e en 18e eeuw was de driehoekshandel op zijn hoogtepunt en werden grote aantallen slaven door vooral Portugese, Engelse, maar ook Spaanse en Nederlandse handelaren gekocht aan de kust van West-Afrika en verkocht in Amerika. De huidige schatting is dat 12 miljoen slaven zijn vervoerd vanuit Afrika naar Amerika.
Zoals staat geschreven in het boek 'Disposable People: New Slavery in the Global Economy: “In 1850 kostte een gemiddelde slaaf in het zuiden van Amerika, omgerekend naar hedendaags geld, $ 40,000. Nu kost een slaaf wereldwijd gemiddeld $ 90.”
Als laatste land ter wereld schafte Mauritanië de slavernij af, in 1980.
Degene die het eigendom is van de ander wordt gedwongen om voor de eigenaar zwaar werk te verrichten, tegen weinig of vaak zelfs helemaal geen loon. Zo iemand heet een slaaf en zijn lichaam is het bezit van de landeigenaar.
Ook Nederlandse kooplieden deden mee aan die handel. Ze haalden die mensen uit Afrika. In de 18e eeuw werd er veel oorlog gevoerd tussen verschillende stammen in Afrika. Het stamhoofd nam zijn vijanden gevangen en verkocht deze als slaven aan een Nederlandse koopman.
De West-Indische Compagnie (WIC), voluit de Geoctroyeerde West-Indische Compagnie was een bedrijf uit de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden dat in 1621 werd opgericht als privaatrechtelijke onderneming met publiekrechtelijke taken; de WIC was verantwoording schuldig aan de Staten-Generaal van de Nederlanden.
De WIC verdiende geld met: Goederenhandel (onder meer textiel, geweren, buskruit, alcohol, ijzeren staven, goud, ivoor, suiker, koffie en cacao) Kaapvaart (wettelijk toegestane piraterij) Slavenhandel (mensen kopen in Afrika en verkopen in West-Indië)
In 1602 werd in de Republiek de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) opgericht. Twee eeuwen lang zou deze compagnie het monopolie hebben op de overzeese handel tussen de Republiek en Azië en binnen Azië. De succesvolle handel droeg bij aan de Gouden Eeuw.
In het begin, tot 1650, waren dat twee gebieden: de kust van Guinee en Angola. Na 1650 kwamen daar de Slavenkust en Biafra bij en in de achttiende eeuw kochten de Nederlanders ook slaven op de Goud- en Ivoorkust.
Voor en rond 1500 werden slaven uit zwart Afrika door de Portugezen enkel naar Portugal en Spanje verscheept. Maar de ontdekking van Amerika in 1492 door Columbus veranderde alles. Plots hadden de Spanjaarden in hun nieuwe immense rijk aan de overkant van de oceaan werkkrachten nodig.
De slavenhandel begon toen de Afrikaanse vorsten gijzelaars uitleverden aan de Europese handelaren. De Europeanen zagen echter al snel brood in de mensenhandel en vooral de Portugezen zetten een grootschalige slavenhandel op touw.
Hebben slaven geld? Slaven mogen volgens de wet geen loon ontvangen of geldzaken doen. Toch zijn slaven in Suriname, maar vooral ook op Curaçao, niet helemaal van financiën verstoken. Ze verdienen zelf geld door producten te verkopen of door voor zichzelf te werken met toestemming van de meester.
Dankzij inkomsten uit aardolie en gas kan het land uitgebreide sociale voorzieningen, degelijk onderwijs en een hoge levensstandaard voorzien. Niet voor niets staat Nederland dan ook steeds bovenaan in lijstjes van de meest ontwikkelde en rijkste landen ter wereld.
Slaven werden eigenlijk een beetje behandeld als dieren. Hun hoofd werd kaal geschoren, ze werden vast gezet en kregen een merkteken van hun baas in hun borst, op hun rug, op hun voorhoofd, in hun nek of op hun bovenarm. Slaven werden vaak met duizenden op een boot gezegd, ze konden dus nauwelijks bewegen.
Ketikoti in Suriname
Op 1 juli 1955, onder premier Ferrier, werd 'Ketikoti' een officiële Surinaamse feestdag (vrije dag). Formeel heet deze dag Dag der Vrijheden. Informeel wordt de feestdag ook wel Kettingsnijden genoemd.
Denemarken was in 1803 het eerste Europese land dat de slavernij afschafte, zestig jaar vóór Nederland. In 1807 verbood het Verenigd Koninkrijk – een van de grootmachten op dit gebied - de slavenhandel en in 1833 ook de slavernij. Pas dertig jaar later deed Nederland hetzelfde. Waarom duurde dat zo lang?
De Ashanti waren een machtige stam. De hoofdinkomsten kwamen eeuwenlang uit de handel in goud en slaven. De Ashanti waren slavenhouders die de slaven lieten werken in hun goudmijnen. Ook voerden ze een levendige handel, eerst met de slavenhandelaren die uit het noorden van Afrika kwamen.