In de tegenwoordige tijd wordt nooit een d aan de stam toegevoegd. Zinnen als 'Zij wijzigd straks de tarieven' en 'Hij veranderd morgen de code' zijn dus altijd fout. Het moet zijn: 'Zij wijzigt straks de tarieven' en 'Hij verandert morgen de code' (weer: stam + t).
In de tegenwoordige tijd wordt bij de tweede persoon enkelvoud (je, jij) en bij de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het) altijd een –t toegevoegd aan de ik-vorm. Dit hoeft niet als een werkwoord al eindigt op een –t (het is: hij zit en niet hij zitt).
Tegenwoordige tijd: spelling
Als het werkwoord eindigt op een medeklinker + -y veranderen we y naar i en voegen -es toe . Maar als het werkwoord eindigt op een klinker + -y voegen we gewoon -s toe. Have, go, do en be zijn onregelmatig. Als het werkwoord eindigt op -s of -z verdubbelen we de -s of -z en voegen we -es toe, bijvoorbeeld quiz, quizzes.
Voltooid deelwoord = stam + d/t
Die bestaat uit een vorm van het hulpwerkwoord “zijn” of “hebben” en een voltooid deelwoord. De werkwoorden waarvan de werkwoordstam op een letter uit 't kofschip eindigt, krijgen een “t” erachter. Werkwoorden waarvan de stam niet op een letter uit 't kofschip eindigt, krijgen een “d”.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
De tegenwoordige tijd is een werkwoordstijd die iets zegt over een handeling die nu of in de toekomst plaatsvindt. 'Piet loopt naar de bushalte' is een voorbeeld van een zin die in de tegenwoordige tijd staat.
De simple present tense is wanneer je een werkwoord gebruikt om te vertellen over dingen die voortdurend in het heden gebeuren, zoals elke dag, elke week of elke maand . We gebruiken de simple present tense voor alles wat vaak gebeurt of feitelijk is. Hier zijn een paar voorbeelden: Ik ga elke dag naar school.
Meestal is de simple present tense hetzelfde als de basisvorm (ook wel infinitiefvorm genoemd) van het werkwoord (bijv. "call"). Voor zinnen die de derde persoon enkelvoud gebruiken (bijv. "he", "she" en "it"), voegt u "-s" toe aan het einde van het werkwoord (bijv. "I run", "she runs").
Gebruik de stamvorm van het werkwoord voor de eerste persoon enkelvoud (ik) en meervoud (wij), tweede persoon (jij) en derde persoon meervoud (zij) in de tegenwoordige tijd . Voeg "-s" toe aan de derde persoon enkelvoud (hij, zij en het). Ik speel. Hij speelt.
Het werkwoord verhuizen wordt als volgt vervoegd: ik verhuis, jij verhuist, wij verhuizen, jij verhuisde, wij verhuisden, wij zijn verhuisd. De stam (het hele werkwoord min -en) van verhuizen is verhuiz. Bij werkwoorden waarvan de stam op een z eindigt, verschijnt in de verleden tijd een d: verhuisde.
Er is ook een trucje om te achterhalen of u aan het eind van het voltooid deelwoord -t of -d moet schrijven. U kunt daarvoor vergelijken met de verledentijdsvorm. Als die op -de(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -d.Als de verledentijdsvorm op -te(n) eindigt, krijgt ook het voltooid deelwoord een -t.
Dat er geen verleden tijd weesde in gebruik is geweest, heeft daar eveneens aan bijgedragen. De verleden tijd was namelijk vroeger hij waart en is nu hij was.
17 antwoorden
Uw antwoord, antwoord is hier namelijk een zelfstandig naamwoord en dan is het nooit met een t er achter. Wanneer het een werkwoord is, is het in de hij-vorm wel antwoordt.
Eenvoudige tegenwoordige tijdfuncties (tekstversies)
De functies zijn: algemene waarheid (voorkeur); algemene waarheid (feit); algemene waarheid (toestanden); acties die plaatsvinden op het moment van spreken (statieve werkwoorden); routines/gewoonten; en toekomstige schema's .
De Present Continuous bestaat uit twee delen: een vorm van 'to be' (am/is/are) + een werkwoord met –ing erachter. De Present Continuous van 'to play' is dus: I am / He is / We are playing. Let op! In sommige gevallen moet je er een letter afhalen (bijv. have 𡪠having) of extra bij doen (bijv.
In de grammatica is de tegenwoordige tijd de werkwoordsvorm die je gebruikt als je praat over wat er nu gebeurt . "You are standing on my foot" staat in de tegenwoordige tijd. Als je dingen beschrijft die je op dit moment doet, of die je gewoonlijk doet, of een huidige staat, dan gebruik je de tegenwoordige tijd zonder er zelfs maar over na te denken.
Bij de tegenwoordige tijd moet je iets met een T doen, het woord Tegenwoordige tijd zegt het al: de T van tegenwoordige tijd.
Voorbeeld: stelen
In de tegenwoordige tijd is het 'ik steel', maar in de verleden tijd is het 'ik stal'. De klank verandert, waardoor het een een sterk werkwoord is. Dit gebeurt ook bij het voltooid deelwoord. 'Gestolen' is namelijk het voltooid deelwoord van stelen.
– voltooid/voltooit: 'ik voltooide' is met een 'd', dus 'voltooid' eindigt ook op een 'd'. – geleefd/geleeft: 'ik leefde' is met een 'd', dus 'geleefd' eindigt ook op een 'd'.
Als je twijfelt of het woord met een -d of een -t moet eindigen, kun je het ook altijd langer maken. Je hoort dan welke letter er aan het eind van het voltooid deelwoord moet komen staan. gespeeld wordt gespeelde. Je hoort een -d.
Let goed op, want reizen is een zwak werkwoord. We zien hier in het hele werkwoord dat het met een z wordt geschreven maar in ons voorbeeld schrijf je het met een s, dus dan krijgen we gereisd met een d.