In alle andere gevallen dan de bovengenoemde vertaal je het Nederlandse voorzetsel voor in het Duits met het voorzetsel für. Dit voorzetsel heeft altijd de 4e naamval. Voor mannelijke woorden wordt het dus für den; voor vrouwelijke für die, voor onzijdige woorden für das, en in het meervoud für die.
De eerste naamval gebruik je voor het onderwerp, de tweede naamval om een bezitsrelatie aan te duiden, de derde naamval voor het meewerkend voorwerp en de vierde naamval voor het lijdend voorwerp.
De derde naamval wordt gebruikt: Voor het meewerkend voorwerp (aan, voor). Altijd na de voorzetsels aus, bei, mit, nach, seit, von, zu, außer en gegenüber.
Er zijn in het Duits vier naamvallen. De functie van elke naamval wordt hieronder uitgelegd met een voorbeeld. Vervolgens wordt nog een overzicht gegeven van de vervoegingen voor de 'der'-groep en de 'ein'-groep.
De vocatief (Latijn: vocativus; vocare = roepen) of vijfde naamval is de naamval die wordt gebruikt als iemand of iets wordt aangesproken.
Deze voorzetsels krijgen de 3e naamval als je kunt vragen: wo? (waar) of wann? (wanneer). Deze voorzetsels krijgen de 4e naamval als je kunt vragen: wohin? (waarheen).
Veel voorkomende gevallen zijn nominatief, accusatief, datief en genitief . Een rol die een van die talen markeert met een geval, wordt in het Engels vaak gemarkeerd met een voorzetsel.
auf en über (in de betekenis 'over'): vrijwel altijd 4e naamval. alle andere voorzetsels uit deze categorie: 3e naamval.
De eerste naamval wordt ook wel de nominatief genoemd en is de meest voorkomende naamval in het Duits. Dat komt omdat iedere zin een onderwerp heeft en het onderwerp altijd in de nominatief staat. Afhankelijk van het geslacht is het passende lidwoord der, die of das. In geval van meervoud is het lidwoord die.
uitdrukt, dan volgt de vierde naamval. Indien het werkwoord + keuzevoorzetsel geen van deze uitdrukt, dan geldt de 7/2 regel: an, hinter, neben, in, unter, vor en zwischen krijgen de derde naamval en auf en über krijgen de vierde naamval.
'Der Akkusativ' is de vierde naamval in het Duits. Deze naamval wordt gebruikt voor het lijdend voorwerp . Je kan weten wat het lijdend voorwerp door de vraag “Wie/wat + gezegde + onderwerp?” te stellen. Het antwoord is dan het lijdend voorwerp!
De genitief, of tweede naamval, is de naamval die gebruikt wordt om een bezit of om afhankelijkheid aan te duiden. In de heer des huizes betekent des 'van het', en geeft des de relatie tussen heer en huis aan. Andere voorbeelden: toonder dezes en Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
"Het is Hongaars ." Het is waarschijnlijk het antwoord dat je het vaakst tegenkomt, online en in het echt. Omdat ze deel uitmaken van de Oeraalse talen, staan leden van deze familie over het algemeen bekend om hun uitgebreide grammaticale naamvalsysteem. Estisch heeft er 14 of 15, Fins heeft er 15 en Hongaars heeft er 18.
De eerste naamval (nominative) ziet u in: I like to read. De tweede naamval (genitive) ziet u in: It is my (Sarah's) turn now. De derde naamval (dative) ziet u in: That red house is ours. De vierde naamval (accusative) ziet u in: She helped him on his way.
Wer ist das? [Wie is dat?] Was machst du? [Wat doe jij?] Welcher Film ist das? [Welke film is dit?] Wo wohnst du? [Waar woon jij?]
plaatsbepaling. "Sie stehen vor+3 dem Haus/vor der Schule/ vor dem Auto". (Vor heeft hier de 3e naamval, want het drukt samen met het werkwoord stehen een toestand van rust uit).
Er zijn 3 naamvallen, 2 geslachten, 3 getallen en 3 'staten'.
Traditioneel worden voor het (historische) Nederlands vier naamvallen onderscheiden: de eerste naamval (of: nominatief) is de onderwerpsvorm; de tweede naamval (of: genitief) kan meestal m.b.v. het voorzetsel van worden omschreven (bijvoorbeeld het Wapen der Infanterie); de derde naamval (of: datief) wordt gebruikt als ...
De accusatief (Latijn accusare = aanklagen), accusativus of vierde naamval is de naamval voor het lijdend voorwerp (direct object). Bij zelfstandige naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijke naamwoorden is er geen verschil tussen nominatief en accusatief in het Nederlands.