Principes van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve sociale verantwoordelijkheid en respect voor vormen van diversiteit staan centraal in het sociaal werk.
Het beroepscompetentieprofiel en de EVC-beroepsstandaard voor sociaal werker laten zien wat het vraagt om dit beroep uit te oefenen. Een door de beroepsgroep gedeelde beroepscode die de kwaliteit van het werk bewaakt, versterkt het aanzien van het beroep.
In de beroepscode staan de afspraken – in de vorm van normen of artikelen – waaraan professionals zich zo veel als mogelijk dienen te houden bij de uitoefening van hun beroep. Op die manier helpt de beroepscode om te beslissen over het juiste handelen in een concrete situatie.
Je moet contact hebben met jezelf en met de samenleving, weten wat er speelt. Je moet contact maken met de doelgroep, en met de mensen met wie je samenwerkt. Daarbij gaat het steeds om gedrag en houding. In het sociaal werk ben je namelijk zelf het instrument.
Als sociaal werker Maatschappelijke Ondersteuning maak je de daadwerkelijke vraag of behoefte helder. Je luistert actief naar de persoon en diens netwerk. Je hebt een open houding, bouwt een vertrouwensrelatie op, geeft ruimte en vraagt dóór naar verwachtingen, wensen en mogelijkheden.
“Normatieve professionalisering begint wanneer mensen stilstaan bij de morele lading van hun dagdagelijkse keuzes en in hun professioneel handelen bewust ruimte maken voor echte aandacht in hun contact met anderen en voor humanisering van de organisatie waarbinnen zij hun werk verrichten.”
Bij Sociaal Werk De Schans gaan we uit van de eigen kracht en talenten van mensen. Soms heeft iemand een steuntje in de rug nodig om zelf de regie te hebben en grip te houden over zijn of haar eigen leven.
Sociaal werk draagt bij aan de sociale verbinding in wijken en buurten. Bijvoorbeeld door laagdrempelige ontmoetingsplekken te creëren waar buurtbewoners elkaar met collectieve activiteiten weer vinden, waar nodig aangevuld met individuele ondersteuning zoals hulp bij schulden.
Grofweg kun je zeggen dat een sociaal werker zich bezighoudt met het bevorderen van het welzijn en de sociale participatie van mensen, groepen mensen en gemeenschappen, terwijl een maatschappelijk werker zich richt op het bieden van hulp en ondersteuning aan individuen en mensen in moeilijke situaties.
De beroepsstandaard heeft als belangrijkste doel het bevorderen van de professionele ontwikkeling van schoolleiders en de maatschappelijke erkenning van de beroepsgroep. De beroepsstandaard beschrijft wat de beroepsgroep van schoolleiders ziet als goed schoolleiderschap.
Empowerment is een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie.
De Beroepscode geeft richting aan het beroepsmatig handelen van de maatschappelijk werker, waarbij deze zich bereid toont over dit handelen verantwoording af te leggen. Cliënten en de samenleving kunnen maatschappelijk werkers hierop aanspreken.
Normatieve professionalisering gaat uit van de vooronderstelling dat elk professioneel handelen, behalve technische en communicatieve kwaliteiten, ook een morele kant heeft (normatieve professionaliteit). Anders gezegd: bij professioneel handelen spelen altijd ook normen en waarden een rol.
Doordat je reflecteert, verbeter je als professional continu je eigen inzichten in jouw handelen en functioneren, waardoor ook de verbinding met jouw cliënt, zijn/haar omgeving en jouw collega's versterkt. Het gaat bij reflectie dus niet om reflecteren op de cliënt.
Normatief zijn voor een ander betekent dat je jouw zienswijze, mening of norm oplegt aan een ander als zijnde een geschreven of ongeschreven richtlijn of gedragsregel. Wie normatief is geeft aan hoe het hoort, wat normaal gedrag is of wat gewenst c.q. ongewenst gedrag is.
Normatieve professionaliteit wil zeggen: professioneel handelen waarbij de eigen moraliteit en subjectiviteit uitgangspunt vormen; het daarbij behorende spanningsveld is van invloed op keuzes van handelen.
Te onderscheiden normatieve elementen zijn de descriptieve sociale norm (gedrag van anderen), de prescriptieve sociale norm (opinie van anderen) en de persoonlijke norm (persoonlijke waarden).
Je werkt met mensen die jouw hulp nodig hebben. Denk aan kinderen met gedragsproblemen, mensen met psychische problemen, gedetineerden, daklozen of mensen met schulden. Je kunt werken op heel veel verschillende plekken zoals een buurt-, jongeren- of opvangcentrum, wijkteam, bij een gemeente of een welzijnsorganisatie.