namelijk dat de gaatjes worden gemaakt door een slak welke in de zee leeft, genaamd de tepelhoorn. De slak lijkt veel op de slakken welke je ook in de tuin kan vinden.
Als er weinig kalk in het water zit, dan is de schelp dun. In de winter groeit de schelp minder dan in de zomer. En daardoor ontstaan er smalle en brede groeibanden. Hieraan kun je zien hoe oud de schelp is.
Schelpen zijn de harde delen van weekdieren die deze dieren stevigheid geven. De schelpen op het strand zijn bijna altijd van tweekleppigen, slakken of inktvissen. Vaak zijn lege schelpen op het strand al honderden jaren oud, zo niet duizenden jaren.
Elk weekdier heeft kalkklieren, die zitten in een dun vliesje om het diertje heen. Met deze klieren maakt het diertje kalk en zo ontstaat de schelp. Hoe meer het weekdier groeit, hoe groter hij zijn huisje bouwt! Als het diertje dood gaat blijft zijn schelp bestaan en die vind jij dan weer op het strand!
De doopvontschelp is het grootste thans levende tweekleppige weekdier. De lengte van de schelp is meer dan anderhalve meter en het dier kan rond de 250 kilo zwaar worden. De schelp is vrij bol en heeft zowel lichte groeven in de breedte als een sterk golvende schelprand. De kleur van de schelp is meestal bruin of wit.
Zij kunnen door het water zwemmen, maar laten zich liever met de stroom meevaren. Na ongeveer één maand wordt de schelp gevormd. Die begint langzaam aan het diertje te groeien. Na een tijdje wordt het dier met zijn schelp te zwaar en zakt het naar de bodem van de zee.
Lekker als voorgerecht, in pasta's of op een zeevruchtenschotel. Meestal worden ze gekookt of gestoomd, maar ook gewokt of gegrild smaken ze heerlijk.
De oudste levende dieren met een actief voortplantingssysteem zijn noordkrompen, twee-kleppige schelpdieren. De recordhouder haalde 507 jaar en werd in Ijsland aangetroffen. 'Ze zijn ook in de Noordzee te vinden, maar leven in diep water en spoelen slechts zeer zelden aan', zegt weekdierexpert Thiery Backeljau (KBIN).
Mosselen, oesters, kokkels, strandschelpen, mesheften en de sint jacobsschelpen; allemaal eten ze voornamelijk plankton. Daarnaast eten ze ook wel bacteriën en dode planten- en dierenresten, welke ze binnenkrijgen met het water waaruit ze hun voedsel filteren.
Eigenlijk handig, want zo worden ze niet meegesleurd door de zeestroming. Ze kunnen wel maar een paar weken zwemmen voordat ze zich voorgoed nestelen op de zeebodem.
Als je gaat zoeken naar schelpen, moet je de windrichting goed in de gaten houden. Voor het Zwin en Cadzand geldt dat je fossielen schelpen het beste kunt gaan zoeken na een harde zuidwesten of westenwind, dus bij een 'aanlandige' wind. Die woelt namelijk de onderlagen naar boven.
Deze kleuren danken de schelpen aan het sediment waar ze in gelegen hebben, waarbij in de regel een zwavelhoudend sediment de schelpen grijsblauw kleurt en een ijzerhoudend sediment verantwoordelijk is voor de geel, rood en bruin tinten.
Schelpkenmerken. De mossel heeft een langwerpig asymmetrisch driehoekige, betrekkelijk dunschalige maar stevige schelp. Er is een zeer onopvallend slot, bestaande uit enkele zeer kleine tandjes.
Bij een wandeling op het strand is de kans groot dat je ze tegenkomt: zeeschuim. Het is de bijnaam van het rugschild van de inktvis. Inktvissen zijn goede zwemmers die grote afstanden kunnen afleggen. Soms spoelen de dieren zelf op onze kust aan, maar veel vaker de losse rugschilden.
Schaal- en schelpdieren, zoals kreeft, oesters en mosselen, zijn officieel geen vissen, maar tellen in de Schijf van Vijf mee als een wekelijkse portie (magere) vis.
Mosselen kunnen rauw, gekookt, gebakken of gefrituurd gegeten worden. Kook ze niet te lang, ongeveer 10 minuten, anders worden ze taai en donkerbruin.
Mantelschelpen hebben lichtgevoelige organen, 'catadioptrische ogen', die op kleine tentakeltjes aan de mantelrand staan. Deze 'ogen' werken door weerkaatsing en kunnen licht van donker onderscheiden. Hierdoor kunnen zij eventuele vijanden waarnemen en daarop reageren.
De schelp (of bij slakken ook wel het 'slakkenhuis') is een uit kalk (calciet en/of aragoniet) en andere mineralen bestaand (meestal) uitwendig skelet, dat door een weekdier (stam der Mollusca) wordt aangemaakt.
De Chileense zeeoren dragen het opschrift Meeresschneckenfleisch, zitten in water met citroenzuur en kosten 27 euro (uitlekgewicht 200 gram). De Australische wegen netto hetzelfde, maar zijn stukken duurder: 50 euro per blikje.
Vongole / Venusschelpen
Vongole is Italiaans voor venusschelpen. Eigenlijk kunnen venusschelpen worden gezien als het Italiaanse broertje van de Nederlandse kokkels. Qua smaak is er nauwelijks verschil tussen de twee. Wel zijn venusschelpen wat groter, platter en gladder dan de geribbelde kokkels.
Schelpen staan symbool voor belangrijke aspecten van het leven als geboorte, seksualiteit en dood. Schelpen en parels symboliseren de wateren en de maan. De gelijkenis van de tweekleppige schelp met de vulva speelt een grote rol in deze symboliek.
Vooralsnog worden schaaldieren, in tegenstelling tot vissen, in de EU niet ingedeeld bij dieren die gevoel hebben.
Mosselen bevatten veel eiwitten en zijn koolhydraatarm. Ze bevatten ook weinig vetten en vooral onverzadigde vetten, die zijn gezonder dan verzadigde vetten en dragen minder bij tot je cholesterolgehalte. Bovendien zijn mosselen rijk aan mineralen, kalk, fosfor, jodium, ijzer en vitaminen.
De mossel kan op deze manier nog enkele dagen overleven in goede omstandigheden (koel en vochtig), maar zal na een aantal dagen sterven. Om toch een antwoord te geven op je vraag kan je stellen dat mosselen die gekoeld en vochtig bewaard worden ongeveer 7 dagen kunnen overleven zonder water.