Kwantitatieve onderzoeksdesigns kunnen worden verdeeld in vier soorten. Met experimenteel en quasi-experimenteel onderzoek kun je oorzaak-gevolgrelaties (causaliteit) onderzoeken, terwijl je met descriptieve en correlationele designs variabelen kunt meten en relaties tussen de variabelen kunt beschrijven.
Ontwerponderzoek is praktijkonderzoek waarbij een oplossing voor een probleem wordt ontworpen en deze oplossing vervolgens wordt getest. De klemtoon van het onderzoek ligt dus op het ontwikkelen en testen van oplossingen voor een probleem en niet op het onderzoeken van het probleem zelf.
Bij descriptief onderzoek staat het onderzoeksdesign over het algemeen al vast voordat je met het onderzoek begint. Je weet wie of wat je wilt onderzoeken, op welke manier je dit wilt doen en hoe je je data wilt analyseren en rapporteren.
Vragenlijsten, registratieformulieren, schalen, beoordelingslijsten, protocollen: in onderzoek zijn dit allemaal meetinstrumenten. Ze zijn bedoeld om de realiteit op de een of andere manier om te zetten in iets meer formeels, een concept, een code, een cijfer, een reeks getallen, verbanden, al of niet gekwantificeerd.
Veelgebruikte methoden of benaderingen zijn grounded theory, etnografie, actieonderzoek (action research), fenomenologisch onderzoek en narratief onderzoek.
Definitie van empirisch onderzoek
Empirische kennis is kennis die voorkomt uit wetenschappelijke ervaringen (onderzoek). Bij empirisch onderzoek beantwoord je je onderzoeksvraag door systematisch data te verzamelen met behulp van een empirische onderzoeksmethode.
Een onderzoek is intern valide als je het onderzoek zodanig goed hebt opgezet en uitgevoerd dat je conclusies voor waar kunnen worden aangenomen. Interne validiteit wordt ook wel methodologische validiteit genoemd. Het zegt dus iets over de kwaliteit van je methode, dataverzameling en analyse.
Bij betrouwbaarheid gaat het om hoe consistent een methode iets meet. Hierbij is het van belang dat de uitkomsten hetzelfde zijn als je de meting of het gehele onderzoek op exact dezelfde wijze nog een keer uitvoert (reproduceert of repliceert).
In kwantitatief onderzoek ligt zowel bij het verzamelen als bij de analyse de nadruk op kwantificatie van data. Bij kwalitatief onderzoek is dat niet het geval. De nadruk ligt daar niet op meten en op het verzamelen van getallen, maar op woorden. Het is subjectiever en interpretatiever.
Beschrijvend onderzoek is onderzoek waarbij de onderzoeker een situatie beschrijft, aangeeft welke aspecten belangrijk zijn en de onderlinge relaties duidt. Beschrijvend onderzoek kan heel eenvoudig zijn, bijvoorbeeld: vinden de inwoners van de gemeente dat er een nieuw zwembad moet worden gebouwd?
Bij cross-sectioneel onderzoek verzamel je data van veel individuen op één moment in de tijd. Je observeert variabelen zonder ze te beïnvloeden. Onderzoekers op het gebied van economie, psychologie, geneeskunde, epidemiologie kiezen vaak voor een cross-sectioneel design.
In de wetenschap worden drie termen gebruikt om onderscheidt te maken in de verschillende benaderingen van onderzoek: 'fundamenteel onderzoek', 'klinisch onderzoek' en 'translationeel onderzoek'. Hoewel er geen strikte grenzen zijn tussen deze categorieën, zijn er wel verschillen.
Bij ontwerpgericht onderzoek ga je vanuit de onderzoeksdoelstelling eerst de doelstelling verder concretiseren. Dat doe je in de Empathize fase, je gaat dan aan de hand van desk research en verkennende interviews met de doelgroep kijken waar het probleem zich voordoet en wat de doelgroep wil.
Voor de design thinking methode zijn meerder methodes te gebruiken, waaronder interviews, reviews, gebruikersprofielen, prototypes, mindmapping, vragen stellen en een situationele analyse. De fasen van ontwerp-denken hoeven geen specifieke volgorde te hebben en kunnen vaak parallel voorkomen en herhaald worden.
In de ontwerpeisen wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden en de ontwerpbeperkingen. Onder de randvoorwaarden worden de eisen bepaald die niet te beïnvloeden zijn. Bij de ontwerpbeperkingen gaat het om de beperkingen die de opdrachtgever geeft aan mogelijke oplossingen.
SPSS helpt je bij het verzamelen, invoeren, lezen, bewerken en/of analyseren van gegevens, maar ook bij het verspreiden van de resultaten en het nemen van beslissingen. Waarvoor gebruik je SPSS? Je gebruikt SPSS om data inzichtelijk te maken en te analyseren.
Cronbachs alfa is een maat voor interne consistentie oftewel voor de homogeniteit van de vragen. Een hoge score, zeg groter dan 0,70, wijst op een hoge mate van betrouwbaarheid zodat je een somscore kunt maken. Je kunt je voorgenomen hebben de tevredenheid over de woning te onderzoeken.
Goed onderzoek verdient nauwkeurig verwoorde bevindingen die zo objectief mogelijk zijn: niet meer en niet minder dan uit de data valt af te leiden. Het is dus not done om te overdrijven en bij onduidelijkheid of zwakke bevindingen is gereserveerd taalgebruik op zijn plaats.
Bij zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek vallen de termen validiteit en betrouwbaarheid vaak. Validiteit is de mate waarin het onderzoek meet wat het zou moeten meten. Stel je de vragen waarmee je de juiste informatie ophaalt? Betrouwbaarheid gaat over de reproduceerbaarheid van het onderzoek.
Als zodanig is empirische wetenschap tegenovergesteld aan formele wetenschap, die juist niet op ervaring maar op a priori ofwel ervaringsonafhankelijke beginselen is gebaseerd. Voorbeelden van empirische wetenschappen zijn de natuurkunde, de scheikunde en de sociologie.
Empirisch-analytisch
Empirie betekent “ervaring als bron van kennis”. De stroming is analytisch, omdat ze kritisch en rationeel naar eigen resultaten kijkt. De onderzoeksresultaten blijven geldig tot het tegendeel wordt aangetoond. Het onderzoek is herhaalbaar en controleerbaar.