Wanneer kinderen sociaal competent zijn, hebben ze de vaardigheden om 1) positieve relaties met anderen te ontwikkelen, 2) gevoelens en handelingen te coördineren en te communiceren naar anderen, en 3) emoties en handelingen te herkennen en reguleren in sociale interactie.
De handelingen bij sociaal gedrag heten signalen. Door signalen is de communicatie tussen soortgenoten mogelijk.
Men spreekt van gedragssystemen als het gaat over reeksen van handelingen die met elkaar samenhangen, en die hetzelfde doel dienen. Een aantal gedragssystemen zijn: voortplantingsgedrag, voedselzoekgedrag, verzorgingsgedrag.
Sociaal gedrag is gedrag dat soortgenoten ten opzichte van elkaar vertonen. Vrijwel elk dier heeft contact met soortgenoten (al was het alleen maar om te paren) en vertoont in die zin sociaal gedrag. In het algemeen hebben we het over sociale dieren als een diersoort in een groep leeft.
Als het effect van de ene handeling leidt tot de een volgende handeling spreken we van een gedragsketen. Het voortplantingsgedrag van een hond vormt bijvoorbeeld zo'n gedragsketen, het bestaat uit verschillende handelingen die elkaar opvolgen.
Prosociaal gedrag is vrijwillig gedrag bedoeld om een ander individu, een groep of de gehele samenleving te dienen. Denk aan helpen, delen, doneren, samenwerken en vrijwilligerswerk.
- Wat zijn de functies van gedrag? Gedrag is alles wat een dier doet of laat. Gedrag is gericht op de vergroting van de overlevingskans (functie) en ontstaat als gevolg van inwendige en uitwendige prikkels (oorzaak). Motivatie is de bereidheid een bepaald gedrag te vertonen.
1. olifanten. De olifant is waarschijnlijk geen onverwachte diersoort in deze lijst. Deze sociale dieren beschikken over een arsenaal aan communicatiemiddelen: aanraking, lichaamsbeweging, geur en akoestisch geluid.
Gedrag is het geheel van acties en reacties van een organisme, gewoonlijk met betrekking tot de natuurlijke omgeving en de sociale omgeving. De psychologie maakt verder onderscheid tussen uitwendig, voor derden waarneembaar gedrag, en inwendig, innerlijk gedrag zoals denken en voelen.
Gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en leerprocessen. Groepen van samenhangende handelingen. Gedrag is georganiseerd in gedragssystemen. De handelingen in een gedragssysteem hebben meestal een gemeenschappelijk doel en volgen elkaar vaak op in een vaste volgorde .
Gedrag bestaat uit alle bewuste of onbewuste handelingen, die al dan niet waarneembaar zijn. Zowel mensen als dieren vertonen gedrag. Er zijn verschillende soorten gedrag. Waarneembaar gedrag bestaat uit alle handelingen die ook daadwerkelijk te zien zijn.
Gedrag wordt veroorzaakt door prikkels uit het milieu, gecombineerd met de motivatie die het organisme heeft om te reageren op deze prikkels. Het gedrag dat een dier vertoont, is dus de optelsom van uitwendige prikkels en motivatie. Motivatie wordt veroorzaakt door inwendige prikkels.
We maken onderscheid tussen inwendige prikkels, zoals honger, dorst en bepaalde hormoonconcentraties, en uitwendige prikkels, zoals de temperatuur buiten het lichaam en hoe licht het buiten het lichaam is. Hierbij zijn er op bepaalde prikkels standaard gedragingen. Dit noem je een sleutelprikkel.
Ambivalentie is een gespleten gevoel.Je wil iets, en je wil het tegelijkertijd ook niet. Of je wilt iets, en tegelijkertijd ook iets anders, en je kunt niet kiezen. Voortdurend hink je heen en weer tussen 'ja' en 'nee' of tussen 'A' en 'B'.
Het domste dier ter wereld
Het aller domste dier is namelijk de kakapo. Dit dier loopt zonder zorgen op zijn vijanden af. Lange tijd had de kakapo geen vijanden maar tegenwoordig zijn er hermelijnen, honden en ratten. Allemaal vijanden van de kakapo.
Gedrag is dus alles wat we doen en laten. Alles wat we doen uit onszelf, maar ook alles wat we doen als reactie op hetgeen om ons heen gebeurt. Gedrag is evolutionair gezien van levensbelang voor de mens: het bouwt een gemeenschappelijke visie en leidt daarmee tot groepsvorming.
Met de term aangeboren bedoelen we alle erfelijke karakteristieken die de ontwikkeling beïnvloeden. Verreweg de meeste aangeboren eigenschappen maken ons als persoon niet uniek. Denk maar aan de mogelijkheid om te leren lopen, je handen te gebruiken, te communiceren door taal.
Gedrag is erfelijk en aan te leren. Sommige handelingen hoeven we nooit te leren, zoals lachen, huilen en bijvoorbeeld gapen. Ook onze reflexen, zoals het ontwijken van een bal of je hand terugtrekken van een hete plaat zijn erfelijk gedrag.
Het aanleren van normen, waarden en gewoonten van de groep waar je toe behoort, noem je socialisatie. Als een groep mensen dezelfde waarden, normen en gewoonten heeft, noemen we dit een cultuur.