Observeren, registreren en stimuleren van de ontwikkeling van kinderen tussen 0 en 7 jaar. Kijken naar basiskenmerken, betrokkenheid en aanwezigheid van factoren die een risico kunnen vormen voor de ontwikkeling. Aangevuld met de sociaal emotionele ontwikkeling, taal, rekenen en motoriek.
De SLO-doelen richten zich op drie ontwikkelingsgebieden: taalontwikkelingslijn (mondelinge taalvaardigheid, ontluikende en beginnende geletterdheid en taalbeschouwing), rekenontwikkelingslijn (getalbegrip, meten en meetkunde in beeld), en de sociaal-emotionele ontwikkelingslijn (zelfbeeld en ontwikkeling van ...
In de ontwikkellijnen zijn de volgende domeinen uitgewerkt: taal: mondelinge taalvaardigheid, ontluikende en beginnende geletterdheid. rekenen: getallen, meten, meetkunde. sociaal-emotionele ontwikkeling: zelfbeeld/identiteit, zelfstandigheid, sociaal gedrag/sociale vaardigheid, werkhouding en concentratie.
Taaldoelen SLO/UvA
In samenwerking met UVA en SLO zijn er landelijke doelen geformuleerd voor de taalontwikkeling van jonge kinderen in de voor- en vroegschoolse educatie. Deze doelen geven aan welk niveau van taalontwikkeling aan het eind van de voorschool en aan het eind van groep 2 verwacht mag worden.
Peuters leren het meest door zelf dingen te doen. Daarvan krijgen ze ook zelfvertrouwen. Probeer ze daarom veel zelf te laten doen, ook al moet je daar veel geduld voor hebben. Jassen en schoenen dichtmaken gaat natuurlijk sneller als je het zelf doet, maar peuters leren meer als je hen de kans geeft het zelf te doen.
Aan het eind van groep 2 moet je kind in staat zijn om tot 20 te tellen. Ook moet het onder de 10 op de juiste volgorde kunnen terugtellen en kunnen lezen. Je kind leert bovendien de rangtelwoorden (eerste, tweede enz.) tot en met de 10.
Dat wat men met een activiteit nastreeft om te bereiken en te leren. In een doel zit een concreet waarneembaar element. Het geeft aan wat er is veranderd in het gedrag, de houding of de kennis van het kind.
Ze ontdekken bijvoorbeeld dat lezen iets heel anders is dan schrijven, ze gaan aan de slag met letters en ontdekken bijvoorbeeld welke letters in hun eigen naam zitten. Kinderen in groep 1 kunnen vaak hun eigen naam al schrijven, door de letters na te tekenen. Ieder kind doet dit in zijn eigen tempo.
Ik wil leren op tijd hulp te vragen. Ik wil leren een taak op mijn niveau te volbrengen. Ik wil leren afstand te nemen van een probleem om het beter te kunnen begrijpen Ik wil leren mijn mening met argumenten te onderbouwen. Ik wil leren met goede tegenvoorbeelden te komen als ik het niet eens ben met een ander.
Ik wil effectiever denken (en hierdoor effectiever handelen), bijvoorbeeld door: minder beren op de weg te zien, minder voor anderen te denken, minder gericht te zijn gericht op het 'pleasen' van anderen, minder perfectionistisch te zijn, minder gericht te zijn op het hebben van controle, het hebben van een positiever ...
De wet- en regelgeving bevat de vier pedagogische basisdoelen van Riksen-Walraven: ➢ Het bieden van emotionele veiligheid. ➢ Het bevorderen van de persoonlijke competentie. ➢ Het bevorderen van de sociale competentie. ➢ Het bevorderen van de morele competentie, de overdracht van normen en waarden.
Een kindvolgsysteem is een systeem waarmee systematisch gegevens worden verzameld en waarmee de ontwikkeling van kinderen op diverse domeinen kan worden gevolgd.
Zo moet een kind in groep 3 eenvoudig logisch kunnen redeneren, veel informatie kunnen verwerken en opslaan in het geheugen en aandacht kunnen vasthouden. Ook moet het de Nederlandse taal voldoende beheersen om instructies te kunnen volgen en gedragsregels aan te leren.
Bij persoonlijke ontwikkelingsdoelen gaat het om leerdoelen die je karakter, je vaardigheden en je capaciteiten verbeteren. Om aan de slag te kunnen gaan met persoonlijke ontwikkeling maak je ontwikkelingsdoelen en stel je een plan op met stappen die je gaat zetten om je doel te halen.
Ontwikkeldoelen of ontwikkeldoelstellingen gaan altijd over persoonlijke ontwikkeling, de ontwikkeling van jouw team (teamontwikkeling), organisatie of bedrijf (organisatieontwikkeling). Om ontwikkeldoelen vast te stellen, is het van belang om inzicht te krijgen in wat ontwikkeling is.
Het voorlezen aan je kind zorgt ervoor dat hun taalinzicht groter wordt. In verhalen worden andere woorden en zinnen gebruikt dan in de spreektaal, dus kunnen kinderen hun woordenschat vergroten. En ook het gevoel voor zinsbouw en grammatica ontwikkelt zich doordat ze in aanraking komen met boekentaal.
Uit veel studies blijkt dat vroege leerlingen op latere leeftijd (ongeveer na 14 jaar) niet noodzakelijk slechter presteren dan de late klasgenoten. Maar in landen met vroege selectie, zoals Nederland, zijn ze dan meestal al geselecteerd voor vervolgonderwijs.
Motorische ontwikkeling
Een kindje van 2 jaar kan motorisch al best veel. Hij kan nu goed lopen, zowel vooruit als achteruit. Ook kan hij nu rennen en tijdens het rennen kan hij van richting veranderen. Hij kan op zijn teentjes lopen, gaat steeds beter springen en klimmen en hij kan even op één beentje staan.
De belangrijkste ontwikkelingsgebieden zijn de lichamelijke-, motorische-, cognitieve-, sociale-, emotionele– en de spraak- en taalontwikkeling. Lees alles over de groei en ontwikkeling kleuter en schoolkind.
Het belangrijkste kenmerk van de peuterfase is de ontwikkeling van onafhankelijkheid en zelfbeheersing. Een peuter wordt in deze periode vaardiger op het gebied van grove motoriek, en leert lopen, hardlopen en klimmen.
Leren, onthouden, het oplossen van problemen, intelligentie, taalbegrip en spraak vallen allemaal onder cognitieve ontwikkeling. Bij cognitieve ontwikkeling leert je peuter om informatie uit zijn omgeving te verwerken en op te slaan in zijn hersenen. Op een later moment kan hij die kennis weer gebruiken of toepassen.