Kinderen met een hechtingsstoornis zoeken geen troost tijdens stress, reageren niet of zelden op troost, of zoeken juist extreem veel toenadering tot volwassenen. Als je je zorgen maakt over het gedrag van een kind kan diagnostisch onderzoek aantonen of er inderdaad sprake is van een stoornis.
Vaak is het verstopt onder andere problemen, zoals gedragsproblemen, emotionele geremdheid, onrustig en alert gedrag, moeite je te binden, geen of juist veel oppervlakkige contacten, zwak zelfvertrouwen, manipuleren, snel beledigd of afgewezen voelen, controle willen houden, weinig basisvertrouwen, depressie enzovoort.
Kinderen met hechtingsproblemen hebben weinig vertrouwen in zichzelf en in anderen. Ze vinden het moeilijk zich kwetsbaar op te stellen. Ze kunnen niet geloven dat ze op andere mensen kunnen rekenen. Hechtingsproblemen kun je oplossen.
Onveilig vermijdend: kinderen in vermijdende gehechtheidsrelaties zoeken weinig nabijheid en contact met de gehechtheidspersoon en wenden hun aandacht van deze persoon af. Onveilig ambivalent: kinderen in ambivalente gehechtheidsrelaties reageren boos of passief op de gehechtheidspersoon.
Uit onderzoek blijkt dat voor kinderen met een hechtingsstoornis een veilige en stabiele plek in een gezin positief werkt. Verder moet er een emotioneel beschikbare, betrouwbare opvoeder zijn, bij wie het kind zich veilig voelt en op wie het kind leert vertrouwen.
Ongezonde gehechtheden ontstaan vaak wanneer iemand in de babytijd en vroege kindertijd te maken krijgt met inconsistente, verwaarlozende of mishandelende zorg .
Onveilig gehecht op latere leeftijd: Ook op latere leeftijd kan hechtingsproblematiek ontstaan, bijvoorbeeld doordat een kind te maken heeft met een ingrijpende verandering in de leefsituatie, zoals een scheiding, verhuizing of langdurige afwezigheid van ouders.
Door kalm te blijven, laat je je kind zien dat het gevoel beheersbaar is. Als hij of zij opzettelijk opstandig is, voer dan de vooraf vastgestelde consequenties op een koele, zakelijke manier uit. Maar disciplineer nooit een kind met een hechtingsstoornis als je in een emotioneel geladen staat verkeert .
Kind zoekt weinig contact
Het kind vermijdt de opvoeder, omdat het weet dat die niet emotioneel of fysiek beschikbaar is. Het kind voelt dat het op zichzelf aangewezen is. Het kind vertrouwt alleen op zichzelf. Kinderen die dit gedrag laten zien, noemen we onveilig-vermijdende gehecht.
Een hechtingsstoornis is een psychiatrische aandoening die ontstaat wanneer het kind geen duidelijke en vaste personen heeft waar het zich aan heeft gehecht. Dat gebeurt vooral in extreme situaties van verwaarlozing of mishandeling.
Niet alle kinderen die onveilig gehecht zijn ontwikkelen hechtingsproblemen. Maar is dat wel het geval, dan is het belangrijk om te weten dat aan betere hechting gewerkt kan worden. Het vertrouwen van het kind kan hersteld worden door te werken aan de band tussen ouder en kind.
Een kind dat onveilig vermijdend gehecht is, heeft geen vertrouwen in de beschikbaarheid van de opvoeder. Het kind vermijdt contact en reageert nauwelijks als de opvoeder terugkomt na afwezigheid. Het kind blijft dan bijvoorbeeld op zijn speelgoed gericht. Het kind heeft vaak plezierig contact met vreemden.
Herkennen van de angstige hechtingsstijl
Overmatige bezorgdheid over de relatie en angst voor verlating. Hier heb ik het over relaties in je volwassen leven, zoals intieme relaties of vriendschappen. Constante behoefte aan bevestiging en geruststelling van de partner.
Hoe ziet gedesorganiseerde hechting eruit? Ouders herkennen gedesorganiseerde hechting bij hun baby of kind als ze constant op scherp lijken te staan . Ze kunnen constant hunkeren naar de aandacht van hun ouders of verzorgers, maar vervolgens angstig reageren op die aandacht.
Het verschil tussen verlatingsangst en een hechtingsstoornis is dat je bij verlatingsangst erg bang bent dat de ander vertrekt, terwijl je bij een hechtingsstoornis juist bang bent om je aan de ander te hechten. Je kunt je zelf, ook al hou je zo van je de ander, nooit helemaal overgeven aan de relatie.
Angstige ambivalente gehechtheid bij kinderen, ontwikkelt zich in de vroege kindertijd. Meestal is angstige gehechtheid het gevolg van slecht afgestemde en inconsistente opvoeding . Een laag zelfbeeld, sterke angst voor afwijzing of verlating en aanhankelijkheid in relaties zijn veelvoorkomende tekenen van deze hechtingsstijl.
De borderline persoonlijkheidsstoornis wordt ook als een vroege hechtingsstoornis beschreven. Het is goed denkbaar dat het verstoorde hechtingsgedrag dat deze mensen als kind vaak vertonen, ervoor zorgt dat hun ouders zich ook minder aan hén hechten.
Hechtingstrauma ontstaat door onveilige of inconsistente relaties met verzorgers in de vroege kindertijd. Dit kan gebeuren door: Hechtingstrauma komt voor wanneer je als kind niet tegemoet bent gekomen in je basisbehoeftes zoals warmte, nabijheid, veiligheid en zorg.
Veelvoorkomende gedragingen voor mensen met een angstige emotionele gehechtheid zijn: zich zorgen maken dat ze niet echt geliefd zijn.Constant geruststelling zoeken.Je onzeker voelen in de relatie .
Reactieve hechtingsstoornis (RAD)
Kinderen met RAD hebben minder kans om met andere mensen om te gaan vanwege negatieve ervaringen met volwassenen in hun vroege jaren. Ze hebben moeite om te kalmeren als ze gestrest zijn en zoeken geen troost bij hun verzorgers als ze overstuur zijn.
Emotioneel loskomen van iemand van wie je houdt, vereist een bewuste aanpak en toewijding aan je eigen welzijn. Begin met het erkennen van je emoties zonder oordeel. Sta jezelf toe om te voelen wat er ook opkomt: verdriet, woede of verlangen. Stel vervolgens duidelijke grenzen om ruimte te creëren tussen jou en de persoon.