In het jaarverslag De Staat van het Onderwijs blijken de problemen die al vaker geconstateerd werden in talloze nationale en internationale rapporten verder verdiept: de scheidslijnen tussen kansrijke en kansarme leerlingen zijn scherper, de schooladviezen in groep 8 zijn lager, de hoeveelheid scholieren die niet ...
Het structurele probleem is niet de hoge werkdruk, de hoeveelheid burn-outs, het achterblijvende salaris, of – met al die dingen samenhangend – het lerarentekort. Dat zijn symptomen. Het werkelijke probleem ligt dieper. De overheid kreeg de afgelopen dertig jaar steeds minder te zeggen over het onderwijs.
Kijk, er is een belangrijk verschil tussen symptomen en oorzaken van de problemen in het onderwijs. Symptomen zijn de negatieve EFFECTEN die we ervaren door de werking van het onderwijssysteem. Denk aan het lerarentekort, de hoge werkdruk, het belabberde docentenimago en leerlingen die onderpresteren.
De belangrijkste redenen voor beginnende leraren – in zowel primair als voortgezet onderwijs – om te stoppen, liggen op het persoonlijke vlak of hebben te maken met het beroep en de school. Persoonlijke problemen en ziekte kunnen aanleiding zijn om uit het onderwijs te stappen.
Veel leeromgevingen zijn grotere ruimten waar je meer competenties kunt ontwikkelen. We moeten afleren dat leerlingen kunnen achteroverleunen omdat een docent vertelt hoe het moet. Docenten moeten juist leren luisteren en door activiteiten het onderwijs vormgeven. Het activerend leren is nog niet echt mainstream.
In hun onderzoek hebben niet expliciet onderzocht waarom leerlingen minder gemotiveerd zijn en lagere cijfers halen, maar hij ziet in de praktijk wel een aantal oorzaken. Zo wijst hij op het lerarentekort, en de druk die er op docenten staat. Daarnaast is de wereld van jongeren de afgelopen jaren flink veranderd.
Leren over de essentiële dingen die elke dag terugkomen. Denk aan het communiceren met elkaar, omgaan met geld, voeding, positief denken, jij als persoon, psychologie, het inzetten van creativiteit en geluk. Geluk. Niemand heeft me op school verteld hoe ik erachter kom waar ik gelukkig van word.
Het is al jaren bekend: het aantal burn-out gevallen in het onderwijs is ontzettend hoog. Meer dan 20% van de leerkrachten heeft te maken met burn-out klachten (volgens onderzoek van CBS en TNO).
Het lerarentekort neemt alleen maar toe. Dat heeft allerlei oorzaken. Er is te weinig toestroom van nieuwe leraren, te grote uitstroom na enkele jaren van gedesillusioneerde nieuwe leraren en natuurlijk door de vergrijzing in het onderwijs. Nog steeds kiezen veel te weinig jongeren voor het leraarschap.
Kinderen helpen ontwikkelen en leren
Maar wat werken in het onderwijs voor velen toch wel het meest bijzonder maakt: je helpt kinderen zich te ontwikkelen. Je helpt hen met leren. Met directe kennis, maar ook door het aanleren van vaardigheden zoals samenwerken.
Een zorgelijke trend is dat de vakken wiskunde en Nederlands, waarvoor nu al een tekort aan leraren is, te maken hebben met een dalende instroom voor de tweedegraads lerarenopleiding. Ook voor economie en Frans zijn er minder aanmeldingen. Voor scholen blijft het dan ook moeilijk om personeel te vinden.
Het inhalen van die leerachterstanden is extra moeilijk door het lerarentekort. Scholen hebben extra geld gekregen, maar dat geld uitgeven aan personeel is op meerdere plekken heel moeilijk. Leraren zijn immers vaak niet te vinden. Invaldocenten bleken dit jaar al helemaal schaars te zijn geworden.
De kwaliteit van het Nederlands onderwijs gaat achteruit. De kansenongelijkheid loopt op. De kwaliteitsverschillen tussen scholen zijn groot. Onderzoek na onderzoek laat zien wat het verschil maakt: schoolleiders en leraren die samen het onderwijs verbeteren.
De steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere (de G5) komen gemiddeld 14 procent aan leraren tekort, schreef het Onderwijsblad al eerder. Voor de rest van Nederland is dat gemiddeld 8 procent. Onderlinge verschillen zijn groot, maar er is geen regio meer zonder lerarentekort.
De overheid stelt geld beschikbaar om de werkdruk op scholen aan te pakken. Zo kunnen scholen bijvoorbeeld meer onderwijsassistenten, vak- en invalleraren inzetten om de werkdruk te verlagen. Het Participatiefonds helpt werklozen om terug te keren naar hun werk in het onderwijs. Zij ondersteunen ook de scholen daarbij.
Er zijn wel enkele eisen. Bijvoorbeeld: je hebt minimaal een afgeronde hbo-opleiding óf een afgeronde mbo-opleiding met minimaal drie jaar praktijkervaring in het vak waarin je les wilt geven. Om te bewijzen dat je praktijkervaring hebt, kun je een ervaringscertificaat (EVC ) overwegen.
Een leraar in het primair onderwijs (po) verdient tussen € 3.500 en € 7.190 per maand. Dat is inclusief onder andere vakantiegeld en een eindejaarsuitkering. Het primair onderwijs bestaat uit het (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs.
Met name de tekortvakken wiskunde, natuurkunde, scheikunde, klassieke talen, Duits, Frans en Nederlands lijden onder het tekort. In opdracht van het ministerie van OCW hebben het CAOP, MOOZ en CentERdata daarom onderzoek gedaan naar deze tekortvakken en de vakspecifieke knelpunten en oplossingen in kaart gebracht.
Zowel in 2019 als tijdens de Coronacrisis ervaren werknemers in het onderwijs, de ICT sector en de zorg het vaakst burn out klachten. In het onderwijs is het percentage werknemers met burn out klachten het hoogst. Maar liefst 1 op de 6 medewerkers is burn out of heeft te maken met burn out klachten.
Kun je een burn-out krijgen door school? Ja, je kan een burn-out krijgen door school. Bij jongeren spelen sociale druk, sociale media, angst om er niet meer bij te horen en FOMO (fear of missing out) spelen vaak een rol bij ontwikkelen van een burn-out.
Onderwijs houdt de samenleving en de menselijke beschaving bij elkaar. Op school leer de kennis die je nodig hebt om later zelfstandig te kunnen leven. Om een baan te vinden moet je goed kunnen lezen, schrijven, praten en denken. Ook moet je weten hoe je je werk doet: dat leer je op school!
Op de basisschool leren kinderen Nederlands, rekenen, wereldoriëntatie, kunstzinnige oriëntatie, bewegingsonderwijs en Engels. De leerstof is verdeeld over acht leerjaren. Vanaf vier jaar mag een kind naar de basisschool, vanaf vijf jaar is het leerplichtig.
Een profiel bestaat uit avo-vakken (algemeen vormend onderwijs) aangevuld met een beroepsgericht programma. De avo-vakken zijn Nederlands, Engels, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding, kunst en rekenen. Het beroepsgerichte programma bestaat uit een profielvak en beroepsgerichte keuzevakken.