De 7 tekstdoelen zijn: informeren, instrueren, adviseren, overtuigen, activeren, emotioneren en inspireren.
De 5 tekstsoorten zijn: Informatieve tekst: wil iets meedelen, wil informeren. Voorbeelden zijn: krantenartikel, schoolboek, bijsluiter bij medicijnen ... Ontspannende of diverterende tekst: heeft als doel te ontspannen, te entertainen.
informatieve of referentiële teksten, die een stand van zaken in de werkelijkheid weergeven (verslag, krantenbericht, wetenschappelijk of encyclopedisch artikel enz.) beschouwende teksten, die de toehoorder of lezer van iets willen overtuigen (reclameboodschap, pamflet, verzoekschrift enz.)
Een tekst heeft bepaalde kenmerken: een inhoud (thema), een vorm (taalgebruik en structuur) en een bedoeling (doel). Als een leerling geïnteresseerd is in slangen en al veel over dit onderwerp weet, zal hij een tekst over slangen sneller begrijpen en kan hij vlotter een tekst over slangen schrijven.
Persuasieve teksten: subjectieve teksten
Een schrijver kan zijn informatie gebruiken om zijn lezer(s) van iets te overtuigen. Het informeren staat dan ten dienste van het overtuigen. Zo'n tekst noemen we dan een overtuigende of persuasieve tekst.
Tekstvorm (een voorbeeld)
Voorbeelden: dagboek, weblog, liefdesbrief, ingezonden brief, boek- of filmbesprekingen. De lezer vermaken of amuseren: iemand iets grappigs of boeiends vertellen. Voorbeelden: jeugdroman, verhaal, gedicht, cabaret, sinterklaasrijmpjes.
Een verhalende tekst of narratieve tekst (Lat narrare = vertellen) is een tekst met een betekenisvolle dosis narrativiteit. Dat betekent o.m. dat een vertellende instantie, gewoonlijk aangeduid als de verteller, verslag uitbrengt over een gebeurde geschiedenis, die historisch of verzonnen is.
Een betoog is een overtuigende of activerende tekst. Het heeft niet als doel om de lezer een eigen mening te laten vormen, zoals bij een beschouwing, maar om de lezer de mening van de schrijver te laten overnemen.
Opiniërende teksten
In een opiniërende tekst mag je helemaal je eigen mening verkondigen. Hij is er zelfs speciaal voor bedoeld. Je moet je mening wel kunnen onderbouwen met argumenten en daarom moet je bij uitgebreide stukken zeker beschikken over de nodige kennis.
Een betogende tekst begint vaak met een korte anekdote, waarop men een stelling baseert. In het middenstuk geeft men argumenten waarom de stelling de juiste is en aan het eind geeft men vaak een korte conclusie, waarin logischerwijs gesteld wordt dat de stelling inderdaad de juiste was.
Als de tekst je ook iets wil leren, spreken we van een uiteenzetting. De eigen mening van de schrijver zal hierbij geen rol spelen. Een speciale vorm van informeren is beschouwen/opiniëren. In een beschouwing wordt een onderwerp op verschillende manieren bekeken.
Een tekststructuur is een vorm die je tekst scanbaar maakt. Als de lezer alleen even snel over je tekst heen zou scannen, zou dankzij de structuur duidelijk moeten zijn waar de tekst over gaat. Dat krijg je voor elkaar door bijvoorbeeld een duidelijke kop en tussenkopjes.
De hoofdgedachte van een activerende tekst is ook een mening. Als een schrijver zijn lezers wil overhalen om iets te doen, zal hij eerst moeten overtuigen. Ook activerende teksten bevatten dus argumenten. Verder herken je activerende teksten vaak aan het taalgebruik: de gebiedende wijs komt er vaak in voor.
bij narratieve teksten het verhalend weergeven van feiten en gebeurtenissen; bij argumentatieve teksten het opbouwen van een redenering; bij artistiek-literaire teksten het feit dat de esthetische component expliciet aanwezig is.
Elke tekst die je ooit zult lezen heeft een onderwerp. Het onderwerp moet je kunnen omschrijven in één of slechts een paar woorden. Het is waar de tekst over gaat. Als er naar het onderwerp wordt gevraagd moet je nooit antwoord geven in de vorm van een zin.
In een betoog geeft de schrijver zijn mening. De schrijver wilt niet dat je je eigen mening gaat vormen maar eigenlijk dat je zijn/haar mening overneemt. In een betoog staat de mening van de schrijver die onderbouwd wordt door verschillende argumenten. Vaak gebruiken schrijvers feiten om hun meningen te onderbouwen.
Plaats je lezer centraal
Spreek daarom je lezer zoveel mogelijk aan in je tekst. Vertel niet over jezelf, maar over wat jij of je product voor je klant kan betekenen. Strooi rijkelijk met “u” en “uw”. Onbewust gaat je lezer op zoek naar deze woorden, omdat hij weet dat het op die plaatsen over hem gaat.
Elke tekst heeft ook een vorm. Dat is hoe de tekst eruitziet. De tekst die je nu leest heeft de vorm van een blogartikel. Maar ook nieuwsberichten, lesboeken, advertenties, recensies en handleidingen zijn voorbeelden van tekstvormen.
Informatieve teksten (een nieuwsbericht, de tekst in een encyclopedie): hierin staan vooral feiten. Een onderwerp wordt in een informatieve tekst van alle kanten belicht, en de schrijver neemt geen standpunt in.