Reden, verklaring, argument Signaalwoorden: omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van, immers, om die reden.
Het onderschikkend voegwoord omdat verbindt een hoofdzin met een ondergeschikte bijzin van reden of oorzaak. De bijzin kan na, maar ook voor de hoofdzin staan. (1a) Rianne viert haar verjaardag later, omdat ze op vakantie is.
De tweede soort zijn signaalwoorden voor argumenten die losstaan van andere argumenten (een soort van opsomming van argumenten). Voorbeelden daarvan zijn ten eerste, overigens en trouwens.
Verwijswoorden zijn handig, want ze voorkomen dat je steeds dezelfde woorden moet gebruiken. Verbindingswoorden geven aan hoe onderdelen van een tekst met elkaar samenhangen. Signaalwoorden geven de lezer een signaal of aanwijzing voor de manier waarop de informatie gekoppeld moet worden aan het voorgaande.
Een redengevend verband is een zins- of alineaverband dat een reden tussen zinnen of alinea's aanduidt. Signaalwoorden die zo'n verband kunnen aanduiden zijn: daarom, want, omdat. Voorbeeld: "Voor het proefwerk geschiedenis had ik een slecht cijfer, omdat ik er te weinig voor geleerd had."
Voegwoorden zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden, en voegwoorden geven ook aan wat het verband is tussen twee zinnen. Voorbeelden van voegwoorden zijn: 'maar', 'want', 'omdat', 'doordat', 'en', 'dus' en 'of'.
Het woord 'omdat' wordt gebruikt om een hoofdzin en bijzin te verbinden. In een bijzin staan de werkwoorden aan het einde van de zin. Voorbeeldzinnen: Ik ga het examen halen omdat ik goed geleerd heb.
Verbindingswoorden kunnen verschillende verbanden hebben, denk hierbij aan het aanduiden van tijd (voordat, nadat, wanneer), het aanduiden van een tegenstelling (daarentegen, hoewel, maar), of het geven van een verklaring (omdat, want, immers).
Verschillende signaalwoorden
We noemden bijvoorbeeld al tegenstellingen, een chronologisch verband of oorzaak en gevolg. Hieronder staan alle verschillende soorten verbanden die een signaalwoord aan kan geven, met een aantal voorbeelden van de woorden die je kunt gebruiken om dit verband aan te geven.
In dit voorbeeld weet je dankzij het signaalwoord daardoor dat er een oorzaak en een gevolg in deze zinnen staat. In dit voorbeeld wordt de oorzaak in de eerste zin gegeven en in de tweede zin wordt het gevolg verteld. Oorzaak en gevolg wordt binnen meerdere zinnen genoemd.
Als twee zinnen of alinea's worden samengevoegd, wordt daarvoor een voegwoord als signaalwoord gebruikt. Signaalwoorden die aangeven dat twee zinnen of alinea's samen worden gevoegd zijn: want, omdat, en, zodat. Bijvoorbeeld in deze zinnen (het signaalwoord is dikgedrukt): Ik stop met werken, want het is vijf uur.
Let dus bij het lezen op signaalwoorden om de tekst beter te begrijpen, en gebruik bij het schrijven signaalwoorden om je tekst beter leesbaar en duidelijker te maken. Opsomming: ten eerste, en, eveneens, zowel ... als, tevens, daarbij, vervolgens, bovendien, verder, ook, een andere, daarnaast, ten slotte, tot slot.
Signaalwoorden: omdat, want, namelijk, daarom, aangezien, op grond van, immers, om die reden.
Met signaalwoorden en verbindingswoorden uit deze categorie geef je aan dat eerst iets wordt gesteld, en dat daarna het tegengestelde wordt beweerd. Voorbeelden van woorden die je kunt gebruiken, zijn “maar”, “echter”, “toch”, “daarentegen”, “hoewel”, “terwijl”, “desondanks” en “in tegenstelling tot”.
Signaalwoorden: Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.
In een tekst kan een chronologisch verband voorkomen. Dit herken je aan signaalwoorden zoals: vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, dadelijk, terwijl, intussen, tijdens, inmiddels, sinds.
Die ordening is niet toevallig of op lengte, maar alinea's maak je op inhoud: stukjes tekst die bij elkaar horen. Maar je snapt dat de alinea's ook bij elkaar horen, de manier waarop ze samenhangen noemen we alineaverband; de ene alinea hoort bij de andere omdat ze een bepaalde verhouding hebben met elkaar.
De alinea's vertellen verschillende delen van één opsomming. Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, ook, bovendien, en, vervolgens.
Signaalwoorden geven het verband aan tussen 2 zinnen of alinea's. Ze vertellen je bijvoorbeeld wanneer er een opsomming komt, een conclusie of een tegenstelling. Maar ze kunnen dus ook aangeven dat er een oorzaak of een gevolg volgt.