Een nawoord is een terugblik op de periode van het schrijven van je scriptie of onderzoek. Je vertelt over je ervaringen en wat je hebt geleerd.In je nawoord kun je tevens mensen bedanken als je dit nog niet hebt gedaan in een voorwoord of dankwoord.
In een nawoord schrijf je wat je geleerd hebt tijdens het schrijven en onderzoeken aan uw verslag. Ook is er in het nawoord de ruimte om mensen te bedanken voor hun bijdrage en werkzaamheden. Een nawoord komt helemaal op het einde van je scriptie of werkstuk.
Verschil tussen nawoord en voorwoord
Het enige verschil is dat het op een andere plek staat in het boek. Een voorwoord komt voorafgaand aan het verhaal en staat dus voorin het boek. Het nawoord komt na het verhaal en staat achterin het boek.
Wat is het nawoord? Het nawoord is een kort hoofdstuk in je scriptie waarin je reflecteert op het proces. Je kijkt dus terug op wat je gedaan hebt en beschrijft bijvoorbeeld wat je hebt geleerd. Daarnaast kun je beschrijven wat er wel en niet goed ging en wat je de volgende keer anders zou doen.
Een werkstuk bestaat uit de volgende delen:
Omslag • Kaft met titel • Inhoudsopgave • Voorwoord • Kern • Slotwoord • Bronvermelding • Nawoord Deze delen moeten worden ingeleverd in bovengenoemde volgorde. Elk deel en elk hoofdstuk start op een nieuwe pagina.
Nawoord. Het schrijven van een nawoord is optioneel, maar niet verplicht. Het nawoord is bedoeld om terug te kijken op de scriptie. Er wordt beschreven wat de schrijver heeft geleerd van het schrijven en onderzoeken, wat de schrijver had willen leren en hoeverre dit is gelukt.
Het voorwoord is kort. Het is vaak drie tot vier, maximaal vijf alinea's lang. Het voorwoord past dus makkelijk op één pagina. De inleiding is een compleet hoofdstuk en bestaat uit meerdere pagina's.
Het doel van een conclusie is je belangrijkste bevindingen te presenteren aan je lezers, een antwoord te geven op de hoofdvraag en je onderzoek af te ronden. Een conclusie is meestal 200 tot 400 woorden lang, maar afhankelijk van de lengte van je scriptie kan je conclusie ook langer zijn.
Het voorwoord eindig je altijd met je naam en de plaatsnaam en datum ten tijde van het schrijven. Je schrijft het voorwoord in een persoonlijke, maar professionele, stijl. Let op Op welke onderdelen je precies ingaat, is afhankelijk van jouw studierichtlijnen.
Het is gebruikelijk om het voorwoord te beginnen met een korte beschrijving of vermelding van de context (opleiding, onderwerp). Vervolgens bedankt je de mensen die op enigerlei wijze hebben bijgedragen aan jouw onderzoek of scriptie, zoals de scriptiebegeleider of stagebegeleider.
Begin altijd met een inleiding, waarin staat wat het onderwerp is, en waarom juist dit onderwerp, en leg bijvoorbeeld uit wat er verder in het werkstuk nog aan bod komt. Maak daarna een paar hoofdstukken. Eindig met een conclusie (die mag ook persoonlijk zijn). Helemaal chic is het om daarna nog de bronnen te noemen.
In het voorwoord vertel je kort waar je scriptie over gaat en waarom je voor dit onderwerp hebt gekozen. Dat kan zijn omdat je bijvoorbeeld sinds je jeugd al affiniteit hebt met ballet, of omdat jouw opdrachtgever wil weten welke aspecten de doelgroep belangrijk vindt als het gaat om verzorgingsproducten.
Waar plaats je de inhoudsopgave? In een scriptie of proefschrift wordt de inhoudsopgave na de samenvatting en het voorwoord geplaatst. Een eventuele figuren- en tabellenlijst wordt meestal na de inhoudsopgave geplaatst.
In je voorwoord kun je ingaan op de aanleiding voor het schrijven van je scriptie, je persoonlijke achtergrond, ervaringen tijdens het schrijven en de doelgroep van je scriptie. Daarnaast is dit de plek om mensen te bedanken die je met je scriptie hebben geholpen als je geen los dankwoord schrijft.
Pas na het voorblad, het voorwoord en de samenvatting komt de inhoudsopgave. Let goed op de eisen die jouw onderwijsinstelling stelt aan de opmaak van jouw inhoudsopgave. Zorg er in ieder geval voor dat je de inhoudsopgave en de bronnenlijst geen hoofdstuknummer geeft.
Etym: Gr. epi-logos = bij-woord, na-woord (tegenvoeter van pro-logos of voor-woord). De term betreft een afsluitend en vaak meer beschouwend gedeelte (vandaar ook 'narede') dat nog wordt toegevoegd aan een reeds volledige tekst.
Je werkstuk moet minimaal drie hoofdstukken hebben, tenzij je juf of meester iets anders vraagt. Ieder hoofdstuk bestaat, met plaatjes en tekst, uit minstens 1 bladzijde (A4). Denk aan tekeningen en plaatjes! Dan is je werkstuk leuk om naar te kijken.
Een goede manier om een inleiding te beginnen, is een persoonlijke anekdote die een direct verband houdt met je schrijfwerk. Vertel bijvoorbeeld hoe jouw eigen interesse voor het onderwerp is ontstaan, of op welk moment je op het idee bent gekomen om je boek of scriptie te schrijven.