Prijs-kwaliteitverhouding is de verhouding tussen de prijs en de kwaliteit. De zelfstandige naamwoorden prijs en kwaliteit zijn gelijkwaardig in prijs-kwaliteitverhouding. Ze kunnen dus in principe van plaats wisselen.
De prijs-kwaliteitverhouding wordt berekend door de marktprijs van een aandeel te delen door de winst per aandeel (ook wel earnings per share genoemd).
Prijs-kwaliteitverhouding is de verhouding tussen de prijs en de kwaliteit. De zelfstandige naamwoorden prijs en kwaliteit zijn gelijkwaardig in prijs-kwaliteitverhouding. Ze kunnen dus in principe van plaats wisselen.
Voor de kostprijs heb je de vaste kosten per product nodig. Dit bereken je door de totale vaste kosten te delen door de hoeveelheid producten.
De kostprijsformule luidt: Oftewel de kostprijs van een product of dienst is gelijk aan de variabele kosten (grondstoffen plus arbeidsuren) plus een bijdrage voor de dekking van de constante kosten (zoals de kosten van de receptie of de afdeling verkoop).
Hoewel je bij het bepalen van een prijs met heel wat factoren rekening houdt, zijn er drie aandachtspunten die doorslaggevend zijn: de kosten van de onderneming,de klanten of gewenste klanten,de concurrentie en de markt.
In de gewijzigde Aanbestedingswet van 1 juli 2016 is de betekenis van Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI) veranderd. EMVI is nu een containerbegrip geworden voor 3 gunningscriteria: Beste Prijs Kwaliteit Verhouding (BPKV) Laagste kosten op basis van kosteneffectiviteit (lifecycle)
EMVI staat voor Economisch Meest Voordelige Inschrijving. Het is een gunningsmethode die aanbestedende diensten gebruiken om inschrijvingen te beoordelen. Kortgezegd houdt EMVI in dat de aanbestedende dienst niet alleen kijkt naar de prijs waarvoor je de opdracht oppakt, maar ook naar de kwaliteit die je belooft.
Voor de kostprijs heb je de vaste kosten per product nodig. Dit bereken je door de totale vaste kosten te delen door de hoeveelheid producten.
Het prijsverschil wordt uitgedrukt als het verschil tussen de standaardprijs (SP) en de werkelijke prijs (WP) vermenigvuldigd met de werkelijk verbruikte hoeveelheid (WH). Het prijsverschil = (SP-WP) x WH.
Kostprijs + marge = verkoopprijs
Eén van de manieren om je productprijzen te berekenen is onderstaande berekening. Hierbij zet je je kosten onder elkaar en kun je zien welke prijs je product moet hebben zodat je er voldoende aan verdient. Al je verkopen bij elkaar zullen dus hoger moeten zijn dan je kosten.
Deze marge wordt uitgedrukt als een percentage van de omzet. De formule om de brutowinstmarge te berekenen is: (Omzet – inkoopwaarde van de producten) / Omzet * 100%.
Het hangt namelijk sterk af van het soort producten dat je aanbiedt en in welke branche jouw bedrijf actief is. Als algemene vuistregel geldt dat een nettowinstmarge van 10% gemiddeld is, een marge van 20% of hoger goed is en een marge van 5% laag is. Soms verandert de marge als bijvoorbeeld de vaste kosten stijgen.
De verkoopprijs is opgebouwd uit de netto inkoop- of productieprijs + de kosten + de nettowinst + de btw.
Winstmarge in de verkoopprijs berekenen: Winstmarge in de verkoopprijs = (verkoopprijs – inkoopprijs) / verkoopprijs.
De kostprijs is wat het product je daadwerkelijk kost.Dus de inkoopprijs plus bijvoorbeeld een toeslag voor handlingskosten. Deze prijs voeg je zelf toe, bijvoorbeeld op artikelniveau. De inkoopprijs is de prijs waarvoor je het product koopt.
Om van je inkoopprijs tot je verkoopprijs te komen, gebruik je de volgende berekening: 100,00 / (1 – 25%) = 100,00 / 0,75 = €133,33. Anders gezegd: de €33,33 euro is 25% van de verkoopprijs van €133.33. Een marge ligt (wanneer je een product voor meer geld verkoopt dan inkoopt) altijd tussen de 0 en 100%.
Om van een kilogram naar 100 gram te gaan deel je het getal door 10, dus deel je de prijs € 5,10 ook door 10. Dat is € 0,51.
De kostprijs van een product zijn de totale kosten die je moet maken om een product of dienst te produceren. Per product of dienst zal een kostprijs bepaald moeten worden. De kostprijs wordt veelal gebruikt om de verkoopprijs van het product te bepalen of om investeringsanalyses uit te voeren.
Het kind kan met eenvoudige getallen de 1%-regel toepassen en kan uitleggen dat 1% van een hoeveelheid of getal kan worden berekend door te delen door 100 of te vermenigvuldigen met 0,01. Bijvoorbeeld: 3% van €120,-. Eerst doe ik €120 : 100 = € 1,20 en dan €1,20 x 3 = €3,60.
De kostprijs komt onder meer tot stand door de inkoopprijs die hij betaalt voor het aantal producten dat hij verkoopt. De verkoopprijs moet echter niet alleen de kosten voor inkoop dekken, maar ook de maandelijkse vaste kosten van de ondernemer.