PAP 5: de cellen zijn zeer afwijkend. Soms alarmeert het uitstrijkje ten onrechte, maar soms is er ook sprake van baarmoederhalskanker. Een uitgebreide behandeling is dan noodzakelijk.
Iedere vrouw tussen de dertig en zestig jaar krijgt er eens in de 5 jaar mee te maken: het bevolkingsonderzoek waarvoor je een uitstrijkje laat maken. Met een eenvoudige zelftest thuis of met een eendenbek en borsteltje bij de huisarts worden wat cellen van de baarmoedermond afgenomen.
Pap 1: de uitslag is normaal, er is geen afwijking gevonden. Pap 2: er zijn een aantal cellen anders dan normaal. Er wordt aangeraden om na 6 maanden een nieuw uitstrijkje te maken en om te bekijken of de cellen dan zijn veranderd. Pap 3a: er worden licht afwijkende cellen gevonden.
Op basis van de PAP4 kun je daar niet veel over zeggen. Meestal is dat geen kanker. Het is lang niet altijd makkelijk om een colposcopie te doen naar een conisatie: hoop dat dat goed lukt, dat er goed overzicht is geweest en vooral dat er goede biopten (desnoods een lisexcisie) is verricht.
Een waarde van 5 of hoger is reden voor verder onderzoek door de gynaecoloog. Pap is een afkorting van Papanicolaou, degene die de indeling van de uitslagen van uitstrijkjes heeft gemaakt. De Pap-uitslagen lopen van 0 tot 5. Bij Pap 0 is het uitstrijkje niet goed te beoordelen.
De uitslag van een uitstrijkje wordt uitgedrukt in cijfers. Pap 1 is een goede, normale uitslag. Bij Pap 2 tot en met Pap 5 kan er iets aan de hand zijn: van een onschuldige irritatie of infectie tot onrustige cellen, een voorstadium van baarmoederhalskanker, of toch baarmoederhalskanker.
Pap 4: Er zijn ernstiger afwijkende cellen te zien. Er is onderzoek nodig en bijna altijd is er een behandeling nodig. Pap 5: Deze score geeft aan dat er zeer afwijkende cellen zijn en dat er op korte termijn onderzoek en behandeling nodig is. Er kan sprake zijn van baarmoederhalskanker.
De uitslag PAP II wijst in het algemeen niet op een voorstadium van kanker. Als ook HPV aanwezig is, is dit wel reden voor verwijzing naar de gynaecoloog voor een colposcopie (kijkonderzoek van baarmoedermond). PAP IIIA-1. In het uitstrijkje zijn meerdere afwijkende cellen aangetroffen.
Maar de overlevingskansen verschillen sterk per soort kanker. Zo hebben patiënten met borst-, prostaat- of huidkanker goede overlevingskansen (rond de 90%). Maar voor bijvoorbeeld patiënten met long- of alvleesklierkanker is de 5-jaarsoverleving veel slechter: voor longkanker 25% en bij alvleesklierkanker maar 5%.
Longkanker nog steeds dodelijkste kankersoort, Iedereen met longen kan longkanker krijgen. November is 'longkankermaand'. In deze maand vraagt patiëntenorganisatie Longkanker Nederland extra aandacht voor deze ziekte, waaraan jaarlijks 10.000 mensen overlijden. Daarmee is het de dodelijkste kankersoort.
Klachten en symptomen
onregelmatig en veel bloedverlies tussen de menstruaties door. bloedverlies bij het plassen of andere plasklachten. vrouwen met baarmoederkanker in een vergevorderd stadium kunnen last hebben van moeheid, vermagering en/of buikpijn.
De meeste vrouwen met baarmoederhalskanker hebben weinig klachten. Verschijnselen die kunnen optreden zijn: contactbloedingen (bijvoorbeeld bij het vrijen, of bij het inbrengen van een tampon) bloedverlies buiten de menstruatie om.
Baarmoederhalskanker ontstaat heel langzaam, meestal duurt het zo'n 10 tot 15 jaar. Het begint vaak met veranderde cellen. Die kunnen veranderen in kanker. Het geeft vaak geen klachten.
PAP 5: de cellen zijn zeer afwijkend. Soms alarmeert het uitstrijkje ten onrechte, maar soms is er ook sprake van baarmoederhalskanker. Een uitgebreide behandeling is dan noodzakelijk.
Over het algemeen is baarmoederhals-kanker goed te behandelen. Als er echter uitzaaiingen worden vastgesteld buiten het bekken (bijvoorbeeld in de lever of in de longen) is de kans op genezing heel kleiner.
Voorstadium. Aan de binnenkant van de baarmoederhals zitten cilindercellen en aan de buitenkant plaveiselcellen. Vooral op de plek waar deze 2 soorten cellen in elkaar overgaan, kunnen afwijkende cellen ontstaan. Dit is het voorstadium van baarmoederhalskanker.
De kans op overleving is fors toegenomen bij darmkanker, nierkanker, slokdarmkanker en ook bij veel soorten bloed- en lymfeklierkanker. Kankersoorten met een 5-jaarsoverleving hoger dan 80% zijn huidkanker, borstkanker, prostaatkanker en minder vaak voorkomende kankersoorten zoals hodgkinlymfoom en zaadbalkanker.
Het gaat hierbij om de volgende zeldzame kankers: anuskanker, atypisch fibroxanthoom, galwegkanker, huidlymfoom, oogkanker, peniskanker, plasbuiskanker, PTO, PMP, schildklierkanker en talgklierkanker. Daarnaast kun je voor een deel van deze kankers terecht bij kankerpatiëntenorganisaties die zijn aangesloten bij NFK.
Pap 3a komt het meest voor. Er is nagenoeg altijd sprake van een HPV virus, zoals bijvoorbeeld HPV 16 of 18. De baarmoederhals is bekleed met 2 soorten cellen: plaveiselcellen en endocervicale of cilindercellen. Het overgangsgebied tussen deze twee soorten cellen heet de overgangs- of transformatiezone.
Waar vroeger een stukje weefsel van de tumor nodig was om de cellen te analyseren, kan men nu tumordeeltjes in het bloed zien. Daarom spreekt men van een vloeibare biopsie. De vloeibare biopsie detecteert rondzwervend gemuteerd DNA, dat wordt afgegeven in het bloed door kankercellen.
U krijgt een uitnodiging als u 30, 35, 40, 50 en 60 jaar bent. Het duurt meestal 10 tot 15 jaar voordat baarmoederhalskanker ontstaat. Daarom is vaker testen niet nodig. In sommige gevallen krijgt u ook een uitnodiging als u 45, 55 of 65 jaar bent.
Pap 0: er is geen goede beoordeling mogelijk door bijvoorbeeld bloed- of gel bijmenging. Het advies is om het uitstrijkje te herhalen na 6 weken. Pap 1: de uitslag is normaal. De cellen zijn goed te beoordelen en zien er normaal uit.
Het is best om na de biopsie geen seksuele betrekkingen te hebben gedurende 48 uur, zodat het kleine wondje kan genezen. U kunt na het onderzoek gewoon uw dagdagelijkse routine hernemen.
Baarmoederhalskanker komt door een virus: het humaan papillomavirus (HPV). Het virus zit in de slijmvliezen. Slijmvliezen zitten bijvoorbeeld bij de schaamlippen, in de vagina, baarmoedermond, mond en keel. U kunt het virus krijgen via seks.