Buitengewoon secundair onderwijs opleidingsvorm 1 (OV1) richt zich op jongeren van 13 tot 21 jaar met een mentale beperking (type 2) of een motorische en/of meervoudige beperking (type 4). Dit kan eventueel in combinatie met autisme of een andere meervoudige beperking.
In opleidingsvorm 1 (OV1) bieden we een algemene en sociale vorming aan onze leerlingen. De jongeren worden op deze manier voorbereid op een zo zelfstandig mogelijk leven in een beschermde leefomgeving.
BuSO Opleidingsvorm 1 - Opleidingsvorm 1
In deze opleidingsvorm beogen de leeractiviteiten vooral het ontwikkelen van de zelfredzaamheid, de communicatiemogelijkheden, de senso-motoriek en de sociale vorming van de leerlingen. Deze opleidingsvorm omvat minstens 4 leerjaren.
Type 1: kinderen met een lichte mentale handicap. Type 2: kinderen met een matige of ernstige mentale handicap. Type 3: kinderen met ernstige emotionele of gedragsproblemen. Type 4: kinderen met een fysieke handicap.
Voor wie? Leerlingen met autisme (T9) of met een fysieke handicap (T4) en een (rand)normale begaafdheid.
OV3 wordt lineair en modulair georganiseerd. OV3 geeft je een algemene, sociale en beroepsvorming. Het doel is maatschappelijk functioneren en participeren en tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu mogelijk te maken.
OV4 omvat 3 graden, 4 onderwijsvormen en een groot aantal studierichtingen. Het kan georganiseerd worden voor type 3, 4, 5, 6, 7 en 9. OV4 Type 5 is ziekenhuisonderwijs; hier zijn alle 'gewone' secundaire richtingen mogelijk. Maar niet overal kan je voor alle richtingen terecht.
Je kan tijdens of na het schooljaar overstappen van een school voor gewoon onderwijs naar een school voor buitengewoon onderwijs. Daarvoor heb je een verslag voor een individueel aangepast curriculum in het gewoon onderwijs of voor toegang tot het buitengewoon onderwijs nodig.
Er bestaan acht types en elk type komt overeen met een categorie leerlingen: type 1: lichte mentale achterstand. type 2: matige of ernstige mentale achterstand. type 3: gedragsproblemen en/of emotionele problemen.
Buitengewoon kleuter- en lager onderwijs type 3 is aangepast aan de opvoedings- en onderwijsbehoeften van kinderen met ernstige sociale, emotionele en/of gedragsproblemen, ook in combinatie met een autisme spectrumstoornis.
In opleidingsvorm 2 (OV2) worden leerlingen opgeleid om te wonen en te werken in een beschermd milieu. De focus ligt op het stimuleren van hun zelfstandigheid zodat de leerlingen slechts een minimum aan hulp nodig hebben in hun latere leven.
Buitengewoon kleuter- en lager onderwijs type 4 richt zich tot kinderen die door een motorische en/of meervoudige beperking het gewoon onderwijs tijdelijk of permanent niet kunnen volgen. Wij vertrekken vanuit de individuele mogelijkheden van elke leerling en proberen diens potentieel maximaal te ontplooien.
type 8: voor kinderen met ernstige leerstoornis, dus normaal begaafde leerlingen met een normaal gehoor- en gezichtsvermogen met stoornissen in de taalontwikkeling of het leren spreken en/of bij het leren lezen, schrijven en rekenen die dermate ernstig zijn dat bijzondere hulp in het gewoon onderwijs niet kan volstaan.
Het onderscheid tussen voltijd-, deeltijd- en duaal onderwijs. Bij de opleidingsvorm wordt onderscheid gemaakt tussen voltijd-, deeltijd- en duaal-onderwijs. Voltijdonderwijs is dagonderwijs, dat op doordeweekse dagen wordt gegeven.
Het M-decreet (decreet van 21 maart 2014 - maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften) geeft aan hoe Vlaamse scholen moeten omgaan met leerlingen die door een beperking de lessen in een gewone school niet zomaar kunnen volgen. Inclusief onderwijs is nu de eerste optie.
Type basisaanbod: voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften voor wie het gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen niet haalbaar is in een school voor gewoon onderwijs. Dit type vervangt vanaf september 2015 geleidelijk de types 1 en 8.
Wat kan je behalen - Wat na "BuBaO type 2" ? Wanneer de onderwijsinspectie het gevolgde onderwijs als gelijkwaardig* beschouwt met de leerdoelen van het gewoon lager onderwijs, kan een getuigschrift basisonderwijs worden behaald. Dit is volledig gelijkwaardig aan een getuigschrift behaald in het gewoon basisonderwijs.
Een speciale school is iets anders dan een bijzondere school. Speciaal onderwijs is er namelijk voor leerlingen die niet meekomen op reguliere openbare of bijzondere scholen. Op een speciale school krijgen zij dan intensievere of specialistische begeleiding.
Buitengewoon basisonderwijs type 5 richt zich tot kinderen die om medische redenen (tijdelijk) in een ziekenhuis of preventorium verblijven.
Je behaalt een diploma secundair onderwijs als je slaagt in het 6de jaar ASO, TSO, KSO of in het 7de jaar BSO.
Je wordt niet voorbereid op een specifiek beroep. Het ASO legt vooral een stevige basis voor het volgen van hoger onderwijs en de meesten kiezen er dan ook voor om verder te studeren na het ASO. In het technisch secundair onderwijs (TSO) gaat de aandacht vooral naar algemene en technisch-theoretische vakken.
In het 3de en 4de jaar kan je tot en met 15 januari veranderen. Uitzonderlijk kan de klassenraad een afwijking op die datum toestaan. In het 5de kan je tot en met 15 januari veranderen. Een afwijking van die datum kan alleen om ernstige medische, psychische, sociale of onderwijskundige redenen.
Buitengewoon kleuter- en lager onderwijs type 7 richt zich tot kinderen met Spraak- en Taalontwikkelingsstoornissen (STOS) en een auditieve beperking.
Speciaal basisonderwijs (SBO)
Het speciaal basisonderwijs is voor kinderen die het niet redden op een gewone school. Het gaat vaak om kinderen met leerproblemen of gedragsproblemen, zoals ADHD, dyslexie, autisme of kinderen die moeite hebben met leren.
Secundair onderwijs volgt op het basisonderwijs en stoomt leerlingen klaar voor hoger onderwijs of de arbeidsmarkt. De leerlingen krijgen tijdens hun studieparcours de keuze tussen verschillende studierichtingen. Het secundair onderwijs maakt deel uit van het verplicht onderwijs.