Vergrote is een verbogen vorm van het voltooid deelwoord vergroot.
'Vergroot' wordt dus 'vergrote'.
Het voltooid deelwoord van het werkwoord kunnen is gekund. Gekunnen* komt soms voor, maar die vorm is geen standaardtaal.
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d.
Het voltooid deelwoord vind je vaak helemaal achteraan in de zin. Je kunt die vaak makkelijk herkennen. Voltooid deelwoorden beginnen namelijk meestal met ge- en soms ook met ver-, be-, er-, ont-, her-, mis-. Je gebruikt een voltooid deelwoord om te vertellen over iets wat afgerond is.
ik douchte, wij douchten. ik heb gedoucht. de gedouchte man.
Als we de regel van 't kofschip op verhuizen toepassen, volgt daaruit dat dit zwakke werkwoord met -de wordt vervoegd; de stam is immers [verhuiz]. Het voltooid deelwoord van verhuizen is verhuisd.
De correcte spelling is moesten.
ik moet, jij moet, wij moeten. ik moest, wij moesten. ik heb gemoeten.
Vergrootte is de verleden tijd van het werkwoord vergroten.
Om de verleden tijd te vormen, voegen we -te(n) toe aan de stam: vergroot + te(n) = vergrootte(n). Het bedrijf vergrootte zijn winst. Omdat ze hun geld niet goed konden beheren, vergrootten ze hun financiële problemen.
Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord schrijf je zo kort mogelijk. Je laat zien dat 'gemaaide' iets zegt over het gras, het voltooid deelwoord wordt zo als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Vervolgens laat je zien dat je deze woorden zo kort mogelijk schrijft, meestal komt er alleen een ~e achter de woorden.
Het voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Het voltooid deelwoord staat dan voor een zelfstandig naamwoord.Het zegt dus iets meer van een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten). Brandend zonk het nieuwe schip.
Vervoeging van het werkwoord mogen:
ik mag, jij mag, wij mogen. ik mocht, wij mochten. ik heb gemogen.
Om te bepalen of het voltooid deelwoord of de persoonsvorm verleden tijd een d of t krijgt, neemt je kind eerst de stam (= hele werkwoord -en) van het werkwoord. Als deze op een medeklinker uit 't kofschip eindigt, krijgt het woord een -t. Wanneer de laatste letter van de stam er niet in zit, schrijft je kind een -d.
Regelmatige werkwoorden
Als het voltooid deelwoord eindigt op een letter uit 't kofschip (dat wil zegen de letters: t, k, f, s, ch, p maar ook x) dan eindigt het voltooid deelwoord op een 't'. In de andere gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een 'd'.
Veranderd is het voltooid deelwoord van veranderen. Het voltooid deelwoord veranderd eindigt op een d, omdat de verleden tijd veranderde ook een d bevat. In de onderstaande zinnen is veranderd juist. Dat betekent dat een andere werkwoordsvorm de persoonsvorm is.
Wat moet het zijn: 'Ik heb gedoucht' of 'Ik heb me gedoucht'? ! Volgens de hedendaagse woordenboeken is douchen geen wederkerend werkwoord; zich douchen wordt niet vermeld.Als we afgaan op deze woordenboeken is alleen 'Ik heb gedoucht' juist.
Gebeurd is het voltooid deelwoord van gebeuren: het is gebeurd, het was gebeurd of het zou gebeurd zijn. Dat het voltooid deelwoord gebeurd op een -d eindigt, is te horen aan de verleden tijd gebeurde (' Er gebeurde van alles').
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In gesproken taal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.