Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.
De huid moet schoon zijn, maar hoeft niet ontsmet te zijn, tenzij dit zo met u is afgesproken. Steek de naald in één beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt, de naald moet helemaal in de huid geprikt worden. Druk de spuit rustig leeg, inclusief luchtbelletje (bij een kant-en-klare injectiespuit).
Bij een onkundige injectietechniek kan de injectievloeistof te diep of juist niet diep genoeg geïnjecteerd worden. Dat kan leiden tot weefselschade of onbedoelde subcutane of intramusculaire injecties.
De buik is de voorkeursplaats voor oplosbare humane insuline (Regular®), omdat opname daar het snelst plaatsvindt. De opname van oplosbare humane insuline kan bij bepaalde personen traag zijn (bij ouderen, bij personen die weinig of niet bewegen, ...).
Een van de mogelijke complicaties is het per ongeluk aanprikken van een bloedvat. Wanneer de medicatie dan toch ingespoten wordt, kan dit direct in het bloedvat terecht komen. In ernstige gevallen leidt dit mogelijk tot shock of coma.
Waar nooit geïnjecteerd mag worden: - In een geopereerde buik of been. - Door vocht gezwollen injectiegebied of trombosegebied. - Lipodystrofie b.v. lipohypertrofie (verdikking van het onderhuids vetweefsel) of lipoatrofie ( putjes in het onderhuids vetweefsel).
Let op: na het injecteren niet over de injectie plaats wrijven, dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren!
Complicaties/Bijwerkingen
Na het spuiten kan een blauwe plek ontstaan. Deze verdwijnt na enkele dagen. Ontstekingen op de plaats van injectie. Allergische reactie op het toegediende medicijn.
Er kan een bloeddruppeltje ontstaan op de injectieplaats. Een pleister is meestal niet nodig. Let op: Wrijf na het injecteren niet over de injectieplaats. Dit kan blauwe plekken verergeren of veroorzaken.
Dit is een reactie van de bloedvaten op de gegeven vaccinatie. Soms wordt bij het vaccineren een klein bloedvat geraakt. Dit kan voor een bloeduitstorting zorgen. Ook kan de huid rond de injectieplaats wit worden.
De hoeveelheid te injecteren vloeistof mag nooit meer dan twee milliliter zijn. En er worden vaak alleen vloeistoffen toegediend die een langzame resorptie moeten hebben, bijvoorbeeld insuline, heparine en morfine.
Breng de naald in onder een hoek van ongeveer 30° met de schuine kant van de punt naar boven. Inbrengen tot ongeveer 6mm in de vene. Controleer of de naald goed in het bloedvat zit. Maak de stuwband los en spuit de injectievloeistof in.
Bij het injecteren gaat de luchtbel in de 'stamper' zitten. De luchtbel komt hiermee als laatste bij de opening en helpt op deze manier met het leegmaken van de spuit en de naald.
Neem de spuit in de injecterende hand en verwijder de naaldhuls. Pak met de niet-injecterende hand een brede huidplooi op. Steek de naald onder een hoek van 45à 60 halverwege tussen het hoogste en laagste punt van de huidplooi. Houd de huidplooi vast.
Plaats de naald loodrecht in de huidplooi, in een hoek van 90 graden. De naald mag helemaal in de huid. Laat de huidplooi los. Spuit vervolgens langzaam de vloeistof in, door de zuiger rustig naar beneden te drukken.
Zie je plots zonder duidelijke oorzaak of heel vaak blauwe plekken op verschillende plaatsen op je lichaam, contacteer je best je huisarts. Petechiën kunnen onschuldig zijn bij mensen met hart- of vaatproblemen. Ze komen dan voor op de benen, en worden doorgaans uitgelokt bvb. door lopen, warm weer, sauna.
De injecties worden subcutaan toegediend, dat wil zeggen in het onderhuidse weefsel. Het medicijn wordt vanuit dit weefsel in het bloed opgenomen. U kunt makkelijk zelf leren te injecteren. De meeste patiënten ervaren het zichzelf injecteren als een eenvoudige handeling.
Als te ondiep wordt geprikt komt de insuline in de huid terecht. In beide gevallen kunnen harde plekken en bloedingen of pijn optreden met als uiteindelijk resultaat vetophopingen of verdwijnen van het onderhuidse vet (lipodystrofie).
Waarom moet ik iedere keer op een andere plaats insuline spuiten? Als u vaak op dezelfde plek insuline toedient, kan er een verdikking onder de huid ontstaan. Er ontstaat dan als het ware littekenweefsel, vaak voelbaar als een kleine bobbel, soms ook zichtbaar.
Maximaal 2 ml/ toediening !
Bepaalde medicatie kan spontane bloeduitstortingen veroorzaken. Behandeling van een bloeduitstorting is vaak niet nodig. Bij een bloeduitstorting in de schedel is het wel belangrijk om contact met je huisarts op te nemen.
De dorsogluteale injectieplaats ligt dichterbij een grote zenuwbundel (de n. ischiadicus). Dat is de hoofdzakelijke reden waarom wordt aangenomen dat ventrogluteaal injecteren veiliger is.
Indien het medicijn kant-en-klaar in de flacon zit: a Verwijder de beschermhuls van de opzuignaald. b Zuig een hoeveelheid lucht in de spuit die overeenkomt met de voorgeschreven dosering. c Steek de naald door de rubber dop van de flacon en spuit de lucht in.
De rangeertechniek wordt bij het toedienen van etsende en stroperige vloeistoffen gebruikt om het terugvloeien van de vloeistof te voorkomen waardoor het subcutane weefsel kan worden beschadigd of pijn veroorzaakt wordt.