Als er te weinig leraren op een school zijn, vallen lessen vaker uit, zijn klassen geregeld groter en staan er soms mensen zonder diploma voor de klas. Het lerarentekort is het grootst in het basisonderwijs.
En het lerarentekort is niet meer alleen een probleem van de grote steden. "Eerst hadden vooral grote steden er last van, omdat lesgeven daar soms lastiger was en leraren er ook geen huis konden vinden dat ze konden betalen. Nu zien we dat het probleem echt overal is", vertelt Manon van Essen van CNV Onderwijs.
Het structurele probleem is niet de hoge werkdruk, de hoeveelheid burn-outs, het achterblijvende salaris, of – met al die dingen samenhangend – het lerarentekort. Dat zijn symptomen. Het werkelijke probleem ligt dieper. De overheid kreeg de afgelopen dertig jaar steeds minder te zeggen over het onderwijs.
Kijk, er is een belangrijk verschil tussen symptomen en oorzaken van de problemen in het onderwijs. Symptomen zijn de negatieve EFFECTEN die we ervaren door de werking van het onderwijssysteem. Denk aan het lerarentekort, de hoge werkdruk, het belabberde docentenimago en leerlingen die onderpresteren.
Soms gaat het ook ongewild ten koste van de kwaliteit van onderwijs. Maar met een tekort van 9100 fulltime leraren op de basisscholen en meer dan 1700 voltijdbanen op de middelbare scholen, is het lerarentekort een steeds nijpender probleem.
Er zijn wel enkele eisen. Bijvoorbeeld: je hebt minimaal een afgeronde hbo-opleiding óf een afgeronde mbo-opleiding met minimaal drie jaar praktijkervaring in het vak waarin je les wilt geven. Om te bewijzen dat je praktijkervaring hebt, kun je een ervaringscertificaat (EVC ) overwegen.
Het tekort aan leraren (9100 fte) en schoolleiders (1100 fte) in het primair onderwijs is hoog en ongelijk verdeeld. De grootste tekorten liggen in het speciaal basisonderwijs, scholen met een hoog schoolgewicht en in de vijf grote gemeenten (G5).
In een recent rapport somt McKinsey de problemen in het Nederlandse onderwijs op: slechtere prestaties, toenemende werkdruk en kansenongelijkheid, en verminderde doelmatigheid (zie: Scholen krijgen te weinig geld én besteden het slecht, didactiefonline.nl).
De aanpak van het lerarentekort vraagt inzet van alle betrokkenen. Zo zijn de opleidingen verantwoordelijk voor het goed en flexibel opleiden en besturen en scholen voor goed personeelsbeleid. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zorgt voor randvoorwaarden, zoals financiële maatregelen.
In hun onderzoek hebben niet expliciet onderzocht waarom leerlingen minder gemotiveerd zijn en lagere cijfers halen, maar hij ziet in de praktijk wel een aantal oorzaken. Zo wijst hij op het lerarentekort, en de druk die er op docenten staat. Daarnaast is de wereld van jongeren de afgelopen jaren flink veranderd.
Een zorgelijke trend is dat de vakken wiskunde en Nederlands, waarvoor nu al een tekort aan leraren is, te maken hebben met een dalende instroom voor de tweedegraads lerarenopleiding. Ook voor economie en Frans zijn er minder aanmeldingen. Voor scholen blijft het dan ook moeilijk om personeel te vinden.
De belangrijkste redenen voor beginnende leraren – in zowel primair als voortgezet onderwijs – om te stoppen, liggen op het persoonlijke vlak of hebben te maken met het beroep en de school. Persoonlijke problemen en ziekte kunnen aanleiding zijn om uit het onderwijs te stappen.
Speciaal basisonderwijs (SBO)
Het speciaal basisonderwijs is voor kinderen die het niet redden op een gewone school. Het gaat vaak om kinderen met leerproblemen of gedragsproblemen, zoals ADHD, dyslexie, autisme of kinderen die moeite hebben met leren.
Het imagoprobleem, dat wordt nu toch wel het vaakst genoemd als de oorzaak van het lerarentekort. Jonge mensen hebben geen zin om aan de Pabo te beginnen 'want daar leer je alleen knutselen'. Ook het werken op school wordt niet als een uitdagende baan gezien.
Deze vakken zijn de moderne vreemde talen (Duits en Frans), de klassieke talen, de bètavakken (wiskunde, natuurkunde en scheikunde) en Nederlands.
Omdat veel leraren in het primair onderwijs ook in kleinere deeltijdbanen werken, gaat het op dit moment om een tekort van bijna 13.000 juffen en meesters*In 2020 werken er 129 duizend personen (onderwijzend personeel) in het primair onderwijs en 92,6 duizend fte.
Een leraar in het primair onderwijs (po) verdient tussen € 3.500 en € 7.190 per maand. Dat is inclusief onder andere vakantiegeld en een eindejaarsuitkering. Het primair onderwijs bestaat uit het (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs.
Er is een groeiend tekort aan leraren, maar ook aan onderwijsassistenten. De overheid probeert dit recht te trekken door het aanbieden van betere salarissen. Wie voor het beroep onderwijsassistent kiest, heeft een goed toekomstperspectief.
De collegegeldtarieven worden ieder jaar opnieuw vastgesteld. Het wettelijk collegegeldtarief voor studiejaar 2021-2022 bedraagt € 1.084. Dit bedrag kan afhankelijk van je persoonlijke omstandigheden verschillen.
Leren over de essentiële dingen die elke dag terugkomen. Denk aan het communiceren met elkaar, omgaan met geld, voeding, positief denken, jij als persoon, psychologie, het inzetten van creativiteit en geluk. Geluk. Niemand heeft me op school verteld hoe ik erachter kom waar ik gelukkig van word.
Het voornaamste nadeel dat in verschillende onderzoeken naar voren komt, is dat te veel huiswerk averechts werkt. Het heeft een tegenovergesteld effect en is daarmee dus niet effectief. Als er bij een leerling verzadiging optreedt, uit zich dat in desinteresse en fysieke, maar vooral emotionele vermoeidheid.
Finse leerlingen hebben meer vakantie en langere pauzes (75 minuten per dag) dan leerlingen in de meeste andere landen. Het paradoxale is dat “minder” hier blijkbaar “meer” is omdat de prestaties hoger liggen. De docenten zijn allemaal hoog opgeleid en krijgen een grote vrijheid om hun onderwijs zelf vorm te geven.
De school is een door het ministerie van OCW bekostigde, erkende of aangewezen instelling. U kunt geen reguliere studiefinanciering meer krijgen, ook niet in de vorm van een lening of studentenreisproduct. U vraagt de tegemoetkoming aan vóór het einde van het studiejaar (31 augustus).
De vakken waarin tekorten spelen, zijn meestal de bètavakken (natuurkunde, scheikunde en wiskunde), Nederlands, Engels, Duits, klassieke talen en techniek. In sommige regio's zijn er geen tekorten, omdat de uitstroom van leraren gelijk opgaat met de krimp van het aantal leerlingen.
een afgeronde mbo-opleiding met minimaal 3 jaar praktijkervaring in het vak waarin u les wilt geven. Daarnaast beschikt u op basis van uw opleiding en ervaring over een kwalificatieniveau vergelijkbaar met hbo- of wo-niveau. Het bevoegd gezag van de opleiding beoordeelt uw niveau.