Bij de grove motorische ontwikkeling gaat het vooral om de grotere bewegingen. Als kinderen eenmaal snel lopen en de trap opklimmen, volgen daarna nog veel meer en vooral ook moeilijkere bewegingen. Tussen 2 en 3 jaar leren veel kinderen onder andere de volgende vier bewegingen.
De grove motoriek van een peuter
Hij kan gemakkelijker zijn evenwicht bewaren en loopt al snel zonder hulpmiddelen. Als je peuter goed kan lopen, zullen complexere bewegingen als rennen en springen snel volgen. Je kind leert op 1 been staan en in een later stadium gaat het hinkelen.
Grove motoriek gaat over grote bewegingen die kinderen maken, zoals zwaaien, kruipen, lopen en zwemmen. Fijne motoriek gaat over het uitvoeren van meer subtiele handelingen, zoals schrijven, knippen en tekenen.
De ontwikkeling van grove motoriek omvat de grote spieren in de armen, benen en romp. Grove motorische activiteiten zijn belangrijk voor dagelijkse fysieke activiteiten zoals lopen, rennen, gooien, tillen, schoppen , etc.
Fijne motoriek bij tekenen
Als je peuter twee jaar is begint hij met tekenen. Het tekenen begint met krassen, eerst vooral in het midden van het vel tekenpapier. Daarna gaat je kind lijnen trekken en daarna rondjes tekenen. Peuters bedenken van tevoren niet wat ze willen tekenen of schilderen.
Je kind begrijpt en spreekt steeds meer woorden en zinnen, speelt meer samen met andere kinderen en doet steeds meer dingen zelf. Ze oefenen met zelfstandig worden. Wanneer het even niet lukt, kan dat frustrerend zijn voor je peuter. Driftbuien zijn dan ook heel normaal in deze fase.
Motoriek is het kunnen bewegen. Er is een verschil in grove motoriek en fijne motoriek. Grove motoriek zijn grote bewegingen die kinderen met hun lijf maken zoals kruipen, lopen, rennen, springen, gooien of zwemmen. Fijne motoriek zijn kleine bewegingen van de hand en vingers, maar ook de tenen of mond.
Onder de grove motoriek worden de grote bewegingen verstaan die kinderen leren en maken. Eigenlijk waar we ons hele lichaam voor gebruiken. Onder grove motoriek verstaan we o.a.:kruipen.
Hinkelspel
Voor hinkelen en springen heb je een sterke grove motoriek, evenwicht en coördinatie nodig. Hinkelen is een eenvoudige manier om die vaardigheden te oefenen. (Als bonus kan het ook helpen om rekenvaardigheden te oefenen!) Als je geen stoep hebt om op te tekenen of een speeltuin in de buurt, kun je een hinkelbaan in de gang opzetten met schilderstape.
Buitenactiviteiten zoals rennen, fietsen en klimmen dragen bij aan de ontwikkeling van grove motoriek en bieden kinderen de kans om hun lichaam op natuurlijke wijze te verkennen en uit te dagen. Laat kinderen elke dag minstens 1 uur buitenspelen.
Je peuter ontdekt dat het een eigen mening heeft, zelf beslissingen kan maken en dingen kan gaan ondernemen. Natuurlijk lukt nog niet alles. Jonge kinderen vinden het nog moeilijk om duidelijk te maken wat ze voelen of wat ze graag willen doen.Of ze snappen niet altijd wat er gaat gebeuren.
Fijne motoriek gaat over de kleine bewegingen, bijvoorbeeld van de handen en vingers. Je kind oefent dat op allerlei manieren: door knutselen, met bestek eten, veters strikken, een instrument leren bespelen, tekenen en schrijven.
Leren bewegen. Veel kinderen beginnen of oefenen op deze leeftijd verder met nieuwe dingen in beweging. Dit gaat om de grove motoriek, zoals fietsen en zwemmen. Maar ook de fijne motoriek, zoals schrijven en typen.
Bij de grove motoriek horen de grote bewegingen die kinderen met hun lichaam maken. Hierbij kunt u denken aan kruipen, lopen, rennen, springen en het gooien van een bal.
Voor peuters wordt de wereld steeds groter. Bewegen doen ze met veel plezier en soms is het een spel op zich. Denk aan peuters die eindeloos rondjes draaien om hun as, schommelen of op- en afspringen. Peuters gaan leren samen spelen, rennen en klimmen.
Het kind moet zo zitten dat het zijn armen vrij kan bewegen en de blokjes gemakkelijk kan hanteren. Bij uitvoering met 18 maanden legt de onderzoeker vier blokjes tegelijk voor het kind op tafel neer. Bij uitvoering met twee jaar legt de onderzoeker zes blokjes tegelijk voor het kind neer.
Op 2-jarige leeftijd kan een normaal ontwikkelend kind waarschijnlijk 3-4 inches vooruit springen terwijl ze haar evenwicht bewaart, met beide voeten. Ze zou ook haar knieën moeten kunnen buigen, met haar voeten bij elkaar, en zichzelf omhoog moeten kunnen stuwen om te proberen iets hoogs aan te raken.
Fijne motoriek
Peuters kunnen steeds beter een potlood vasthouden, een bladzijde van een boek omslaan en kleine dingen vastpakken, zoals een kraal. Tussen twee en vier jaar leert je kind zich aankleden en begint je kind een beetje te tekenen, knippen en plakken.
Fijne motoriek
Op 3- tot 4-jarige leeftijd leren kinderen bijvoorbeeld zelf met een vork eten en handen wassen. Ook kunnen ze steeds beter puzzels met meer stukjes maken.
Het is een periode in de ontwikkeling van de kindertijd waarin uw baby gewicht op zijn handen en knieën legt om kracht en stabiliteit op te bouwen voor toekomstig lopen . Naast het helpen ontwikkelen van toekomstige loopvaardigheden, helpt kruipen ook bij het ontwikkelen van het evenwicht, het sensorische systeem, de cognitie, het probleemoplossend vermogen en de coördinatie van uw baby.
3,5 tot 4 jaar oud: Je kind kan een paar keer hinkelen, een paar keer met twee benen tegelijk naar voren springen, een koprol maken (op het gras liefst!), een ballon een paar keer hooghouden zonder dat-ie wegwaait.
Wat is het verschil tussen 'kruipen' en 'kruipen'? Je baby's 'kruipen' wanneer ze zich verplaatsen met behulp van de commando-stijl buikkruipen.'Kruipen' begint wanneer ze hun buik van de vloer tillen en zich verplaatsen op hun handen en knieën .
Als je kind vier jaar oud is kan hij al veel: steeds beter binnen de lijntjes kleuren, een papier in een driehoek vouwen en een beker melk inschenken zonder te morsen. Natuurlijk gaat het soms mis, misschien kan je hem dan even helpen.
Denken tussen 2 en 3 jaar
Op deze leeftijd gaan kinderen steeds duidelijker beseffen dat ze zelf dingen kunnen veroorzaken. Ze onthouden ervaringen beter en gebruiken die informatie dan in andere situaties. Als je kind bijvoorbeeld weet waar de afstandsbediening voor is, weet het dit niet alleen thuis maar ook bij oma.
Dit heet de fijne motoriek. Ze oefenen op allerlei manieren, zoals: met bestek eten: snijden, prikken en opscheppen. schrijven en knutselen, knippen, plakken, prikken en tekenen.