Een wederkerig voornaamwoord is een woord dat uitdrukt dat twee personen een wederzijdse relatie hebben of handeling uitvoeren. Er zijn slechts drie wederkerige voornaamwoorden: 'elkaar', 'mekaar' en 'elkander'.
Bij wederkerig ligt meer de nadruk op het 'heen-en-weer', terwijl wederzijds vooral doelt op beide partijen. Daarom stond vroeger op een trouwaankondiging niet: Namens onze wederkerige ouders, maar Namens onze wederzijdse ouders. Een wederkerend probleem voor veel taalgebruikers is het gebruik van 'zich'.
Toelichting. Zich vergissen is een wederkerend werkwoord. Daar hoort een wederkerend voornaamwoord bij: bij jullie (de tweede persoon meervoud) is dat je. (1) Waarschijnlijk hebben jullie je vergist.
Wat zijn wederkerende werkwoorden? Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden zoals zich vergissen en zich wassen: ze hebben een wederkerend voornaamwoord (zoals zich) bij zich. Sommige werkwoorden zijn verplicht wederkerend, zoals dat heet; ze moeten altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben.
Een wederkerend werkwoord (afgekort als wk. ww, ook reflexief werkwoord genoemd) is een zelfstandig werkwoord dat met een wederkerend voornaamwoord (zoals zich in het Nederlands) gecombineerd kan worden; een niet-wederkerend werkwoord (of niet-reflexief werkwoord) is een werkwoord waarvoor dat niet geldt.
Een wederkerend voornaamwoord is een woord dat bijna altijd verwijst naar het onderwerp van een zin. Ze komen vooral voor bij wederkerige werkwoorden als: 'zich herinneren . Voorbeelden van wederkerende voornaamwoorden zijn: 'me' 'mij' 'mezelf', 'u', 'zich', 'ons', 'onszelf' en 'zichzelf'.
Reflexieve werkwoordenworden op dezelfde manier gevormd als gewone -ar / -er / -ir werkwoorden, maar bevatten een reflexief voornaamwoord (bijv. me, te, se). Reflexieve werkwoorden worden vaak gebruikt om acties te beschrijven die we onszelf aandoen. Ze zijn vooral handig als we het over dagelijkse routine hebben.
Bij toevallig wederkerende voornaamwoorden is het wederkerend voornaamwoord het lijdend voorwerp van de zin. Daarnaast zijn er werkwoorden die verplicht wederkerend zijn, zoals zich bemoeien, zich gedragen, zich inbeelden, zich misdragen, zich schamen, zich vergissen en zich verslikken.
Als het zinsdeel met zich geen vaste combinatie vormt met het werkwoord, kunnen het wederkerend voornaamwoord zich en de persoonlijke voornaamwoorden hem, haar en hen vaak allebei gebruikt worden om naar het onderwerp te verwijzen.
Nu laten we die bewering graag voor rekening van de lezer, maar het is een veel gemaakte fout: het wederkerend maken van werkwoorden die dat niet zijn. Beseffen en bedenken zijn vooralsnog geen wederkerende werkwoorden en nopen dus niet tot het gebruik van een wederkerend voornaamwoord.
De negen Engelse reflexieve voornaamwoorden zijn myself, yourself, himself, herself, oneself, itself, ourselves, yourself en themselves .
Voor de zelf-vorm van het wederkerend voornaamwoord van de eerste persoon enkelvoud kunnen we zowel de gereduceerde vorm mezelf als de volle vorm mijzelf gebruiken. Mezelf is de gewone vorm. Mijzelf legt extra klemtoon.
De wederkerende voornaamwoorden kunnen versterkt worden met zelf: mezelf, jezelf, zichzelf enzovoort.
Zich is een wederkerend voornaamwoord. Er is maar één wederkerig voornaamwoord: elkaar, met de varianten elkander en mekaar. Het wederkerend voornaamwoord verwijst bijna altijd terug naar het onderwerp van de zin.
Reciprociteit en mutualiteit lijken misschien erg op elkaar omdat ze allebei 'geven' of 'doen'-gedrag vereisen om een gewenste uitkomst te bewerkstelligen. Ze zijn echter heel verschillend omdat: Reciprociteit transactioneel is, aangezien de 'gever' geeft om een voordeel te krijgen.
onder elkaar, wederzijds, over en weer, wederkerig. wederzijds (bw) : onderling, wederkerig, mutueel.
Als je niet zeker weet of er een wederkerend voornaamwoord in de zin staat, kan je de zin veranderen naar de hij-vorm. Het woordje dat dan ook mee verandert, is een wederkerend voornaamwoord. “Ik erger me aan haar lach.” wordt bijvoorbeeld “Hij ergert zich aan haar lach.”. Me is dan dus een wederkerend voornaamwoord.
Een persoonlijk voornaamwoord kan inderdaad naar personen verwijzen, maar het is niet zo dat het alleen maar naar personen verwijst. Deze woordsoort kan namelijk ook verwijzen naar dieren of dingen. Voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden zijn: 'jij', 'jou', 'het' en 'u'.
In Nederland is Ik heb dat boek bij geen standaardtaal. Standaardtaal in het hele taalgebied is in elk geval Ik heb dat boek bij me.
Wederkerende voornaamwoorden zijn bijvoorbeeld me, ons en zich in zinnen als ik heb me gesneden, we vergissen ons, hij wast zich. Wederkerige voornaamwoorden zijn de woorden elkaar, elkander en mekaar.
Een reflexief werkwoord is, simpel gezegd, wanneer zowel het onderwerp ALS het object van een zin HETZELFDE zijn . In essentie voert een persoon de actie op zichzelf uit.
Identificeer het reflexieve voornaamwoord dat overeenkomt met het onderwerp (me, te, se, nos, os, se). Verwijder de -se-uitgang van de infinitiefvorm van het werkwoord. Vervoeg het werkwoord, waarbij u het onderwerp koppelt aan de juiste werkwoordsuitgang.Plaats het reflexieve voornaamwoord voor het werkwoord.
Wederkerende voornaamwoorden
Een ander voornaamwoord waar je kind tijdens taal mee te maken krijgt, is het wederkerend voornaamwoord. Deze woordsoort wordt altijd gebruikt in combinatie met een wederkerend werkwoord.
Een onregelmatig werkwoord is een werkwoord die verandert van klank als het in een andere tijd komt te staan. Voorbeeld van een onregelmatig werkwoord: ik loop naar school. Ik loop wordt: ik liep. Het werkwoord verandert van klank als het in de verleden tijd staat.