Homoniemen zijn woorden die er hetzelfde uitzien en hetzelfde klinken, maar een verschillende betekenis hebben. Bijvoorbeeld bank (om op te zitten) en bank (als geldinstelling).
Homonieme zinnen hebben een gelijke vorm, maar een andere grammaticale structuur en daardoor een andere betekenis. Wie wast Karel? (= wie wordt door Karel gewassen?) - Wie wast Karel? (= door wie wordt Karel gewassen?)
Homonieme woorden worden als afzonderlijke woorden in de woordenboeken opgenomen. Een woord is polyseem als het meer dan één betekenis heeft, maar de verschillende betekenissen wel met elkaar verband houden.
Synoniemen zijn twee woorden die hetzelfde betekenen. Antoniemen zijn woorden die het tegengestelde betekenen. Homoniemen zijn woorden die twee betekenissen hebben.
Er is dan voor het gevoel sprake van twee wezenlijk verschillende woorden. Het woord bank (als in Doggersbank, zandbank) betekent "aarden wal". Het homoniem bank, "zitmeubel", is daarmee verwant ("aarden wal waarop men kon zitten, eventueel door er een plank op te leggen").
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden als huis, boom, vrouw, hout, liefde en vakantie. Vaak staat er de, het of een voor. Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een 'zelfstandigheid' aanduiden. Dat kunnen concrete zaken zijn, zoals mensen (man, Ineke), dieren (paard) en dingen (huis, brug, hout).
Dat zijn woorden die hetzelfde klinken en/of hetzelfde geschreven worden. Voorbeelden zijn boer (landbouwer of veehouder) en boer (oprisping van lucht). Dit stukje gaat over woordparen die allebei zijn: antoniem en homoniem. Ze zijn identiek aan hun tegenovergestelde.
Homofoon is de benaming voor twee of meer woorden, zinsdelen of hele zinnen in een taal die zijn opgebouwd uit dezelfde klanken, maar verschillende betekenissen hebben.
Twee woorden zijn elkaars antoniem als ze een tegengestelde betekenis hebben. Het woord is afgeleid uit het Grieks: anti ("tegen"), onoma ("naam, benoeming"). Beide woorden vormen een antoniemenpaar.
Palindroom. Een woord of zin met een symmetrische volgorde van letters, ook wel keerwoord genoemd. Met andere woorden: achterstevoren hetzelfde gelezen. Voorbeelden van palindromische woorden zijn: kok, lepel, level, negen, meetsysteem en parterretrap.
Een anagram of letterkeer is een woord of zin, gevormd uit de letters van een ander woord of een andere zin maar in een andere volgorde. Het maken van anagrammen is een geliefd woordspel.
Bij een pleonasme herhaal je vaak een deel van de betekenis van een woord. Meestal gebeurt dit door een combinatie van een bijvoeglijk naamwoord met een zelfstandig naamwoord of een werkwoord. Voorbeelden hiervan zijn: ronde bal, omlaag vallen, weer hervatten, aanwezige bezoekers, valse voorwendsels.
Omschrijving. Twee woorden worden synoniemen genoemd als ze (ongeveer) dezelfde betekenis hebben. Voorbeelden: godsdienst – religie, ogenblik – moment, gebeuren – geschieden.
De antoniem is dus het tegenovergestelde van een synoniem: als twee woorden hetzelfde betekenen. Een antoniem is een exacte tegenstelling. Zo zijn bijvoorbeeld hard en zacht antoniemen, omdat ze het tegenovergestelde van elkaar betekenen.
Woorden noemen we synoniem als ze (ongeveer) hetzelfde betekenen. Een synoniem noemen we ook wel evenwoord. Evenwoord is dus een synoniem van het woord synoniem!
Homofonie duidt op meerstemmige muziek, waarbij alle stemmen en woorden als ze gezongen worden, (ongeveer) gelijktijdig declameren. In andere woorden: wanneer de afzonderlijke partijen van een meerstemmig stuk allemaal grotendeels hetzelfde ritme hebben, spreken we van homofone muziek.
Polyfonie: meerstemmigheid, waarbij alle stemmen een zelfstandige melodische betekenis hebben. Homofonie: meerstemmigheid, waarbij één van de stemmen de melodie voert, terwijl de andere een begeleidende, opvullende functie hebben.
Het gebeurt ook dat een van de leden niet meer herkenbaar is als opzichzelfstaand woord, bijvoorbeeld doordat de vorm is veranderd of het woord als zodanig buiten de samenstelling in onbruik is geraakt. In zo'n geval wordt gesproken van een versteende of ondoorzichtige samenstelling.
Alle woorden hierboven zijn voorbeelden van homofonen. Dit zijn woorden die hetzelfde klinken maar een andere betekenis hebben. Denk in het Nederlands bijvoorbeeld aan 'pijler' en 'peiler', 'reizen en 'rijzen of 'eis' en 'ijs'. Hoe je homofonen leert?
Het verschil tussen homonymie en polysemie is niet altijd duidelijk. Bij polysemie wordt de betekenis van een woord gebruikt in een andere situatie: Je mond zit onder je neus.
Samengestelde woorden worden ook wel samenstellingen genoemd.
Een zelfstandig naamwoord (substantief) duidt een ding, zaak of toestand aan (en er kan bijna altijd een lidwoord bij). Voorbeelden van substantieven zijn: huis, kat, auto, emmer, liefde, geregel, notulen, Jan, Spanje.
Zelfstandig naamwoord
Maandag is de meest gehate dag van de week.