Veel cases worden niet op inhoudelijke criteria geselecteerd. Zeker in kleinschalig thesisonderzoek maar ook in academisch onderzoek worden cases vaak gekozen op basis van pragmatische gronden. Men noemt dit dan een pragmatische steekproef of in het Engels convenience sampling.
Er zijn twee soorten steekproeven: de selecte en de aselecte steekproef. Een aselecte steekproef is gebaseerd op random sampling. Iedereen uit de populatie heeft evenveel kans om in de steekproef opgenomen te worden. Aselecte steekproeven worden vaak gebruikt bij kwantitatief onderzoek.
Bij een aselecte steekproef (ook toevals- of probabilistische steekproef genoemd) heeft ieder lid van de populatie een gekende, van nul verschillende kans om in de steekproef terecht te komen.
Een representatieve steekproef is een subset met gegevens, meestal van een grotere groep, die vergelijkbare eigenschappen hebben. Met een representatieve steekproef kunt u grotere populaties analyseren, omdat de gegenereerde gegevens kleinere versies van de grotere groep bevatten die beter kunnen worden verwerkt.
Bij een selecte steekproef wordt een groep respondenten uit een grotere populatie geselecteerd. Hierbij is op voorhand duidelijk dat sommige leden van de populatie geen kans op deelname hebben.
Aselecte vs selecte steekproef
Aselecte steekproef: Deze steekproefmethode zorgt ervoor dat elke eenheid in de onderzoekspopulatie een even grote kans heeft om geselecteerd te worden. Selecte steekproef: Dit is een steekproefmethode waarbij een niet-willekeurige steekproef uit je onderzoekspopulatie wordt getrokken.
Theoretische steekproef: een term die vaak gebruikt wordt binnen de geaarde theorie. Deze term verwijst naar een doelgerichte steekproef die gekozen is op basis van theoretische overwegingen.
Hoeveel interviews zijn er nodig om een goed beeld te krijgen? Bij kwalitatief marktonderzoek zijn steekproeven van 12, 15 of 20 respondenten gebruikelijk. Grotere steekproeven zijn een uitzondering. Die kleine steekproeven wekken meestal verbazing.
Bij een statistische steekproef worden steekproefelementen op zodanige wijze geselecteerd dat elk steekproefelement in de populatie een bekende selectiekans heeft. Bij een niet-statistische steekproef wordt voor de selectie van steekproefelementen oordeelsvorming toegepast.
Clustersteekproef. Steekproef waarbij de populatie verdeeld is in een aantal vergelijkbare deelpopulaties ('clusters'). De steekproef wordt in dit geval gevormd door steekproeven uit elke cluster. Bijvoorbeeld: alle teamleden van drie sportteams van in totaal twintig sportteams van een sportclub.
Bij een gestratificeerde steekproef zorgt u ervoor dat u uit elk stratum of groep een aantal respondenten haalt. Zo voorkomt u dat een bepaalde groep niet (of onvoldoende) vertegenwoordigd wordt in de resultaten. Deze vorm van steekproef wordt soms ook een gestratificeerde random steekproef genoemd.
Twee steekproeven zijn onafhankelijk, als de uitkomsten in de ene steekproef die in de andere steekproef op geen enkele wijze beïnvloeden.
Je steekproef is het effectief aantal antwoorden dat je zal ontvangen. Je populatie is dan 320; tenzij deze 320 al een selectie zijn van een grotere populatie. Als die 320 medewerkers je volledige populatie vormen, dan heb je bij betrouwbaarheid 95% en foutenmarge 5% een steekproef nodig van 175 respondenten.
Een steekproef moet aselect zijn. Dit houdt in dat uit een populatie willekeurig personen worden gekozen om te onderzoeken. Met andere woorden: een steekproef is aselect wanneer ieder lid van de populatie een even grote kans heeft om in het onderzoek te worden meegenomen.
Betrouwbaarheidsniveau van steekproeven: Een percentage dat laat zien hoe zeker u kunt zijn dat de populatie een antwoord binnen een bepaald bereik zou kiezen. Een betrouwbaarheidsniveau van 95% bijvoorbeeld, betekent dat u voor 95% zeker kunt zijn dat de resultaten ergens tussen de getallen x en y liggen.
Een steekproef is een selectie uit een totale groep of populatie. In een kwantitatief onderzoek gebruik je een steekproef om data te verzamelen over een populatie, zonder de hele populatie te hoeven onderzoeken.
In kwantitatief onderzoek ligt zowel bij het verzamelen als bij de analyse de nadruk op kwantificatie van data. Bij kwalitatief onderzoek is dat niet het geval. De nadruk ligt daar niet op meten en op het verzamelen van getallen, maar op woorden. Het is subjectiever en interpretatiever.
Kwalitatief onderzoek is bijna altijd het beginpunt als u nieuwe problemen en kansen aan het licht wilt brengen. Later kunt u dan gedetailleerder onderzoek uitvoeren. Kwantitatieve gegevens bieden u meetwaarden om afzonderlijke problemen en kansen te bevestigen en doorgronden.
Is het onderzoek representatief? Representativiteit betekent dat er betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan over de populatie. De populatie betreft de gehele onderzoeksgroep. Uit de populatie wordt een steekproef getrokken.
Bij validiteit gaat het om het meten wat je beoogt te meten. Bij betrouwbaarheid daarentegen gaat het om de vraag of je onderzoeksresultaten hetzelfde zouden zijn als je het onderzoek op dezelfde wijze nogmaals uitvoert.
Een heterogene onderzoekspopulatie is een groep mensen die juist van elkaar verschillen met betrekking tot jouw onderzoek. Deze personen behoren tot verschillende categorieën.
Bij kwalitatief onderzoek heb je geen grote steekproef nodig, maar je wilt natuurlijk wel dat je resultaten betrouwbaar en valide zijn. Vaak zie je bij kwalitatief onderzoek dat er 12, 15 of maximaal 20 respondenten worden benaderd voor het onderzoek.
Een grote steekproef kan net zoals een kleine steekproef 'niet' representatief zijn. Wanneer bepaalde mensen een grotere kans hebben dan anderen om geselecteerd te worden, kan de steekproef een vertekend beeld geven en dus niet representatief zijn.
Steekproefgrootte hangt af van 'verzadiging'
“In tegenstelling tot kwantitatief onderzoek gaat het bij kwalitatief onderzoek niet om grote aantallen. Vaak weet je bij kwalitatief onderzoek zelfs niet van tevoren hoe groot je steekproef zal zijn. Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit.