Ontwikkelingssamenwerking is bedoeld om ontwikkelingslanden en hun burgers en instellingen te helpen zich verder te ontwikkelen en zo een hogere levensstandaard te bereiken. Ontwikkelingssamenwerking is actief op terreinen zoals onderwijs, gezondheidszorg, economische ontwikkeling, landbouw en infrastructuur.
Het ontwikkelingsbeleid is een van de belangrijkste onderdelen van het buitenlands beleid van de Europese Unie. Het heeft tot doel armoede terug te dringen en uiteindelijk helemaal uit te bannen en het staat centraal in het antwoord van de EU op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN (de Agenda 2030).
Ontwikkelen betekent vooruitgaan. Voor miljoenen mensen ter wereld is dat van levensbelang. Zij lijden onder extreme armoede, lopen gevaar door rampen en conflicten of kunnen niet naar een ziekenhuis wanneer dat hoognodig is. Deze mensen hebben hulp nodig: dat heet ontwikkelingshulp.
Ontwikkelingssamenwerking helpt om armoede te verminderen. Daardoor zijn minder mensen ondervoed, volgen meer mensen een opleiding en hebben werk. Wereldwijd is de armoede sinds 1990 gehalveerd. Intussen gaat 90% van de kinderen in ontwikkelingslanden naar de basisschool.
Volgens het jaarverslag besteedde Nederland vorig jaar 4,76 miljard euro aan ontwikkelingshulp, wat neerkomt op 0,61 procent van het inkomen. Dat is net iets meer dan een jaar eerder. Veel lidstaten, met name in Oost-Europa, geven maar iets meer dan 0,1 procent van hun inkomen uit aan ontwikkelingshulp.
Ja, ontwikkelingssamenwerking heeft zeker zin. Zo is armoede sinds 2000 gehalveerd. Hetzelfde geldt voor moedersterfte. En 2.6 miljard mensen hebben toegang gekregen tot schoon water.
Helpt ontwikkelingshulp? De Indiase IMF-economen Rajan en Subramanian brachten in 2005 een grote hoeveelheid data bijeen over de effectiviteit van ontwikkelingshulp gedurende 4 decennia. Hun conclusie was dat er nergens een positief verband gevonden kon worden tussen hulp en economische ontwikkeling.
Daarnaast zijn er veel organisaties en bedrijven die het belangrijk vinden deze arme landen hulp te bieden. De hulp die ontwikkelingslanden krijgen noem je ontwikkelingssamenwerking of ontwikkelingshulp. Bekende organisaties die zich inzetten voor ontwikkelingslanden zijn UNICEF, Edukans, Cordaid en Humana.
Een ontwikkelingsland is een land dat kampt met grote armoede en een laag welvaartsniveau. Voorheen werd hier ook wel de term derdewereldland voor gebruikt. Men leeft vaak in slechte omstandigheden: zo is er lang niet voor iedereen voedsel, drinkwater of onderdak beschikbaar.
Ontwikkelingssamenwerking onderscheidt zich van noodhulp door een structurele aanpak van de oorzaak van problemen op lange termijn. Noodhulp (of humanitaire hulp) biedt een oplossing voor tijdelijke problemen veroorzaakt door natuurrampen of gewapende conflicten.
Ngo's kunnen ook gesprekpartners zijn voor overheden. Bijvoorbeeld voor advies of bemiddeling bij problemen van kinderarbeid of mensenrechten. Sommige ngo's richten zich speciaal op ontwikkelingslanden, ontwikkelingssamenwerking of ontwikkelingshulp.
Bij de Nederlandse Rijksoverheid worden sinds 2020 de volgende landen als ontwikkelingslanden gezien: Afghanistan, Algerije, Angola, Benin, Bhutan, Bolivia, Burkina Faso, Burundi, Cambodja, de Centraal Afrikaanse Republiek, Colombia, de Comoren, de Republiek Congo, de Democratische Republiek Congo, Djibouti, El ...
Nederland heeft een relatie gericht op specifieke doelen met Kenia, Somalië, Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Tunesië, Benin, Mozambique en Bangladesh. Met 7 landen heeft Nederland een beperkte samenwerking. De steun richt zich bijvoorbeeld op onveiligheid, instabiliteit en irreguliere migratie voorkomen.
Hiertoe biedt ze technische en financiële hulp. De WTO richt zich op de regels van de internationale handel. Het zwaartepunt vormen de WTO-overeenkomsten, ondertekend en uitgevoerd door het merendeel van de handeldrijvende naties.
Structurele hulp is hulp aan ontwikkelingslanden die gericht is op verbetering van de productiestructuur.
Niger ligt in de Sahel regio en behoort tot de armste en minst ontwikkelde landen ter wereld.
Hoe ontwikkeld/onontwikkeld een land is. Dit kun je meten door inkomen, voeding, gezondheid, opleiding en huisvesting te onderzoeken.
Een veelgebruikte manier om het ontwikkelingspeil van een land te meten is de waarde bepalen van alle goederen en diensten die een land binnen zijn landsgrenzen in een jaar tijd produceert, het Bruto Binnenlands Product of het BBP.
FOS gelooft in structurele ontwikkelingssamenwerking. Dat betekent echt samenwerken met lokale organisaties om op lange termijn het verschil te maken.
Ieder jaar gaat er zo'n 130 miljoen euro aan Europese hulp naar Marokko, maar de doelen die daaraan verbonden zijn, worden vaak niet bereikt. De gezondheidszorg, rechtsstaat en vrouwenrechten verbeteren niet merkbaar door het Europese geld.
Sindsdien hebben ook zij dat percentage sterk laten dalen. In 2018 is er door rijke landen 153 miljard dollar aan ontwikkelingshulp gevoteerd, voor de hele wereld. Afrika alléén kreeg in 2017 een kleine vijftig miljard dollar.
In 2016 besteedde Nederland 0,65% van het bruto nationaal product (bnp) aan ontwikkelingshulp. In 2008 en 2009 was dit percentage 0,8% en bedroeg de hulp zo'n 4,7 miljard euro per jaar, wat overeenkomt met ongeveer 283 euro per hoofd van de beroepsbevolking.
De westerse landen, waaronder Amerika, Nederland, Engeland, Frankrijk en Duitsland, waren de eerste wereld. Dit waren de rijkere landen van de wereld. De tweede wereld werd gevormd door de communistische landen, zoals Rusland en Cuba. Onder de derde wereld verstonden we de arme ontwikkelingslanden in Afrika.
Ook wel Derde Wereldlanden. Landen die bezig zijn zich te ontwikkelen op het gebied van landbouw en industrie met als doel het terugdringen van de grote armoede van-in het land.