De Spaanse bepaalde lidwoorden (in het Nederlands "de" en "het") horen bij het zelfstandig naamwoord en zijn voor de mannelijke "el" en "los" (meervoud) en voor de vrouwelijk "la" en "las" (meervoud). De onbepaalde lidwoorden (in Nederlands "een") zijn "un" en "una": un coche > een auto (mannelijk)
Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een is het onbepaald lidwoord: het duidt iets aan wat nog niet nader bekend is op het ogenblik dat er het eerst over wordt gesproken.
De lidwoorden van de Nederlandse taal bestaan simpel gezegd uit drie woordjes: de, het en een. Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord of voor woorden die zelfstandig gebruikt worden zoals een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord. De en het zijn de bepaalde lidwoorden, een is het onbepaalde lidwoord.
Spaanse lidwoorden
De 'de' en 'het' van het Spaans zijn el (enkelvoud) en los (meervoud) als het gaat om mannelijke woorden. Vrouwelijke woorden krijgen het lidwoord la of las. Gelukkig zijn er vrij heldere regels over wanneer een woord mannelijk of vrouwelijk is. Mannelijk zijn alle woorden die eindigen op een o.
Bepaalde lidwoorden: de en het
Lidwoorden staan nooit alleen, ze horen altijd bij een zelfstandig naamwoord en geven het geslacht van het zelfstandig naamwoord aan. In het Frans (le en la) en het Duits (die, der, das) zie je dat heel duidelijk. Maar ook het Nederlands kent geslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.
Een lidwoord staat vòòr een zelfstandig naamwoord en geeft daarvan de bepaaldheid aan. De bepaaldheid in de taal maakt onderscheid tussen personen, dingen, ideeën etc. die specifiek en identificeerbaar zijn in een context (bepaald) en personen, dingen etc. die dat niet zijn (onbepaald).
Lidwoordenð¥
Lidwoorden zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord staan. In de Nederlandse taal zijn er drie lidwoorden: 'De', 'het' en 'een'. 'De' en 'het' zijn bepaalde lidwoorden en 'een' is het onbepaald lidwoord.
Omschrijving. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een. Een lidwoord (of: artikel) staat vóór een zelfstandig naamwoord en drukt daarvan de bepaaldheid uit: de en het zijn bepaalde lidwoorden (of: lidwoorden van bepaaldheid); een is het onbepaald lidwoord (of: lidwoord van onbepaaldheid).
Het Nederlands heeft drie lidwoorden: de, het en een. De en het zijn de bepaalde lidwoorden. Een is het onbepaald lidwoord. Lidwoorden staan voor een zelfstandig naamwoord, zoals vrouw, bus, uur.
De of het. het nederlands heeft twee bepaalde lidwoorden: de voor mannelijke en vrouwelijke woorden en het voor onzijdige woorden.
Ieder woord is vrouwelijk, mannelijk of onzijdig. Daar hoort een vast lidwoord bij. Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek. Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”.
Hoe vind ik de lidwoorden? Er zijn in het Nederlands drie lidwoorden: "de", "het" en "een" (spreek uit als [un]!). Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord."de" en "het" zijn bepaalde lidwoorden: een zelfstandig naamwoord is een "de-woord" óf een "het-woord".
Een onbepaald voornaamwoord is een voornaamwoord dat verwijst naar iets vaags. Dat kan zowel een persoon of een ding zijn. Voorbeelden van onbepaalde voornaamwoorden zijn 'iets', 'iemand' 'alles', 'men' en 'iedereen'. Het woord 'wat' is alleen een onbepaald voornaamwoord als je 'wat' in de zin kan vervangen door iets.
Andere voorbeelden van voorzetsels zijn: aan, achter, bij, binnen, boven, buiten, dankzij, door, gedurende, in, langs, naar, nabij, om, omstreeks, over, per, qua, rond, sinds, te, tegen, tegenover, tot, tussen, uit, van, vanaf, vanuit, via, volgens, voorbij, wegens, zonder.
Lijst voorzetsels
aan, achter, af, behalve, beneden, bij, binnen, boven, buiten, door, in, langs, met, na, naar, naast, om, onder, op, over, per, sinds, te, tegen, tot, tussen, uit, van, via, volgens, voor, zonder.
Er zijn twee soorten zelfstandig naamwoorden: - concreet: tastbaar, heeft vorm en inhoud --> mensen, dieren, dingen etc. - abstract: niet tastbaar --> taal, opleiding, jeugd, organisatie etc.
Voorbeelden van talen zonder lidwoorden zijn het Latijn, het Russisch en het Fins. Andere talen, waaronder het Iers (an) en het Esperanto (la), kennen alleen een bepaald lidwoord. Ook het Nederlands kende oorspronkelijk geen lidwoorden. In het Oudnederlands ontbraken ze nog, het Middelnederlands kende ze echter al wel.
Woorden met beide lidwoorden
Tot slot zijn er woorden die zowel de als het als lidwoord kunnen hebben. In sommige gevallen kan het lidwoord de betekenis van het woord veranderen: de bos (bundel), het bos (woud);de golf (het op- en neergaan van water), het golf (spel);
Het Engels maakt geen onderscheid tussen mannelijke, vrouwelijke of onzijdige woorden. Het bepaalde lidwoord (in het Nederlands het of de) is in het Engels altijd the. Het onbepaald lidwoord een is in het Engels altijd a, tenzij het volgende woord met een klinker begint.Dan is an het onbepaald lidwoord.
Telwoorden zijn woorden die het aantal of (rang)nummer van iets aangeven. Er zijn twee soorten telwoorden: hoofdtelwoorden en rangtelwoorden. Beide soorten komen in bepaalde en in onbepaalde vorm voor.
Lidwoorden (artikelen) zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord staan. In het Nederlands zijn er drie lidwoorden: de, het en een. Het en een zijn altijd enkelvoud, de kan zowel enkelvoud als meervoud zijn.
Het-woorden zijn onzijdige woorden. De-woorden kunnen mannelijk en/of vrouwelijk zijn.
Zelfstandig naamwoorden met het lidwoord 'het' zijn altijd onzijdig. Hiernaar verwijs je met 'het' en 'zijn'. De-woorden zijn daarentegen mannelijk of vrouwelijk. Hiernaar verwijs je respectievelijk met 'hij' en 'hem' en met 'zij' en 'haar'.
Verder heeft het Turks geen lidwoorden. Het kent alleen het onbepaalde lidwoord bir (een). In zinnen krijgt het woord dat het belangrijkste is de klemtoon.
Als iets bepaald is, weet je precies over wie of wat het gaat.Bij een onbepaald voornaamwoord weet je dat dus niet; het blijft een beetje vaag. En dat is precies wat deze woorden zijn: vaag.