Er zijn twee soorten argumenten: feitelijke en waarderende uitspraken. Een feitelijke uitspraak is een uitspraak waarvan de schrijver beweert dat deze waar, waarschijnlijk of aannemelijk is. Als een feitelijke uitspraak werkelijk waar en controleerbaar is, noem je het een feit.
Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden. Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek. Over een niet-feitelijk argument kun je van mening verschillen.
Argumenten zijn objectief wanneer ze feitelijk zijn en subjectief wanneer ze een mening, een gevoel, een vermoeden of een waardeoordeel bevatten. Subjectieve argumenten worden ook wel waarderende argumenten genoemd. Objectieve (feitelijke) argumenten kun je altijd controleren op hun juistheid.
(1) Argumenten op basis van feiten, (2) argumenten op basis van onderzoek of wetenschap, (3) argumenten op basis van wat je belangrijk vindt, (4) argumenten op basis van wat je verwacht, (5) argumenten op basis van geloof, (6) argumenten op basis van gezag en (7) argumenten op basis van nut.
We onderscheiden twee soorten argumenten: de feitelijke en de waarderende. Feitelijke argumenten zijn uitspraken waarvan de schrijver/spreker weet of denkt dat ze waar zijn. Ze zijn controleerbaar. Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want als ik slaag moet ik naar een andere school (feitelijk argument).
Maak daarbij gebruik van de volgende literaire argumenten: structurele, realistische, vernieuwingsargumenten, morele, emotivistische, inten- tionele en stilistische argumenten.
Een feit bevat geen mening van de auteur en een feit kan bewezen worden. Bijvoorbeeld: Ik betaal 500 euro per maand voor mijn kamer. Meningen zijn opvattingen van een auteur, een attitude of overtuiging. Ze kunnen niet bewezen worden als waar of onwaar.
More videos on YouTube
Dit zijn dus meningen van mensen, of bepaalde ideeën die ingekleurd zijn door hoe mensen er zelf over denken. Reclames zijn een goed voorbeeld van subjectiviteit, omdat ze je een bepaald product willen verkopen, waarbij ze alleen de voordelen van het product noemen.
Empirisch of ervaringsargument
Als argument kan een voorval dienen dat je zelf hebt beleefd, een ervaring. Dit soort argumenten zijn valide als: Het om ervaring of gebeurtenissen gaat die feitelijk hebben plaatsgevonden. De ervaring niet eenmalig (incidenteel) is.
Een drogreden, schijnreden of sofisme is een reden of redenering die niet correct is, maar wel aannemelijk lijkt. Wanneer een Bewys de gedaante van Waarheid met zich brengt en evenwel ons doet dwaalen, is 't een Drogreden.
Argumenten zijn objectief wanneer ze feitelijk zijn en subjectief wanneer ze een mening, een gevoel, een vermoeden of een waardeoordeel bevatten. Subjectieve argumenten worden ook wel waarderende argumenten genoemd.
Een feit is iets wat waar of onwaar is en wat je kunt controleren. Bijvoorbeeld: Een volleybalveld is 9 x 18 meter groot. Bij een volleybalwedstrijd staan er twee teams van zeven spelers in het veld.
Zorg voor een goede onderbouwing
Onderbouw je standpunt met argumenten. En ondersteun je argumenten met een citaat uit het boek, een duidelijk voorbeeld of nadere uitleg. Probeer niet het hele boek te duiden, maar richt je op de thema's die jij belangrijk vindt in/voor het boek.
Allereerst heb je de enkelvoudige waarbij er één standpunt is met één argument. Bij een meervoudige is er een standpunt met twee argumenten die dat standpunt ondersteunen. Bij nevenschikkend is er een standpunt met twee argumenten, maar die argumenten vullen elkaar aan.
Dat je een feit kunt herkennen aan: Het is zo en dat voor elke mening wordt gezegd: Ik vind dat...Helaas is dat niet het geval. Mensen geven vaak hun mening verpakt in de vorm van een feit: Onze minister-president is niet betrouwbaar of Chocolade is lekker.
Van"een"feit"kun"je"controleren"of"het"waar"of"onwaar"is. daarom is het een feit. Een"mening"is"niet"waar"of"onwaar. "Je"kunt"een"mening"dus"niet" controleren.
Een feit is een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat, doordat het ofwel zintuiglijk waargenomen ofwel instrumenteel gemeten kan worden. Een feit moet met objectieve waarnemingen vastgesteld en getoetst kunnen worden (zie het artikel wetenschappelijke methode).
Emotivistische argumentenDeze argumenten leggen een relatie tussen het literaire werk en de gevoelsmatige uitwerking ervan op de lezer (de criticus). Woorden als 'aangrijpend', 'beklemmend', 'fascinerend', 'meeslepend', 'vlak', 'weinigzeggend, 'verrassend effect' zijn typerend voor emotivistische argumenten.
Esthetische argumenten (Is het verhaal mooi of verrassend geschreven?) Morele argumenten (Handelen de personages goed of slecht?) Structurele argumenten(Zit het verhaal logisch in elkaar?) Literair-historische argumenten (Zorgt het verhaal voor vernieuwing?)
In een argumentatiestructuur wordt op een rijtje gezet welke argumenten allemaal gebruikt worden door een schrijver in een betoog. Je maakt dus een overzicht van de argumenten die iemand gebruikt.