Controlled clinical trials zijn onderzoekingen die ten doel hebben bij groepen patiënten met een bepaalde, goed omschreven ziekte de effecten van verschillende behandelingen te vergelijken. Deze onderzoekingen worden volgens een bepaalde methode opgezet, uitgevoerd en geanalyseerd.
Een klinisch onderzoek, klinische studie of klinische trial (Engels: clinical trial) is het testen van behandelingen of andere medische 'interventies' op menselijke proefpersonen. Zulke onderzoeken zijn bijvoorbeeld nodig om de werkzaamheid en veiligheid van (potentiële) nieuwe geneesmiddelen aan te tonen.
Bij een RCT worden patiënten willekeurig verdeeld ('gerandomiseerd') over twee onderzoeksgroepen: een zogeheten interventiegroep en een controlegroep. De interventiegroep krijgt bijvoorbeeld een medicijn (met werkzame stof) en de controlegroep een placebo: een medicijn zonder werkzame stof.
Vaak wordt er een selectie gemaakt naar bijvoorbeeld leeftijd, andere behandelingen die de persoon krijgt, bijkomende pathologie, etc. Een ander kenmerk is de blindering, het liefst dubbele blindering. Hierbij weet de proefpersoon niet of hij/zij een “echte” of placebo c.q. controle-behandeling krijgt.
Door gebruik van een controlegroep en randomisatie worden RCT's gezien als een van de beste methodes om bewijs te vinden voor de effectiviteit van een behandeling, sterker dan bijvoorbeeld een cohortonderzoek, waarbij een controlegroep ontbreekt.
Bij een dubbel blind onderzoek zijn noch de onderzoekers noch de deelnemers aan het onderzoek op de hoogte van de toegewezen behandelingsvorm. Deze procedure wordt toegepast bij klinische studies om te voorkomen dat de uitkomst van het onderzoek wordt beïnvloed door kennis van de groep waarin een patiënt is ingedeeld.
Blok randomisatie
Een blok krijgt een bepaalde grootte, bijvoorbeeld 4, 6 of 8 waarin beide studiearmen evenredig verdeeld zijn (voorbeeld ABAB of BAAB etc.). Na ieder blok heb je dus een gelijke verdeling over beide studiearmen. De blokgrootte is een veelvoud van het aantal studiearmen in de studie.
In een observationele studie wordt de keuze voor een behandeling, onafhankelijk van de onderzoekers, bepaald door zorgverleners in de (gangbare) medische praktijk. Hoe en waarom voor een bepaalde behandeling is gekozen, zijn factoren waarop onderzoekers geen invloed hebben.
Bij observationeel onderzoek wil de onderzoeker de bestaande situatie niet veranderen, maar enkel beschrijven en vastleggen. Voorbeelden hiervan zijn patiënt-controleonderzoek, transversaal (=dwarsdoorsnede) onderzoek en cohortonderzoek.
Definitie klinisch onderzoek
De EU-verordening medische hulpmiddelen (MDR) geeft de volgende definitie van klinisch onderzoek: Systematisch onderzoek bij één of meer menselijke proefpersonen dat wordt uitgevoerd om de veiligheid of de prestaties van een medisch hulpmiddel te beoordelen.
Fase 3 is de meest omvangrijke klinische onderzoeksfase. Deze onderzoeken kunnen meer dan vier jaar duren. Hier doen enkele honderden tot duizenden patiënten aan mee.
Voorbeelden van observationeel onderzoek zijn surveyonderzoek, case-control studies en cohort studies. Hiertegenover staat experimenteel onderzoek (clinical trial) waarbij er wel sprake is van een interventie.
Bij transversaal (cross-sectioneel) onderzoek wordt ieder individu in een groep eenmaal en op hetzelfde tijdstip geobserveerd of gemeten. Bij longitudinaal onderzoek worden de waarnemingen of metingen bij ieder individu op een aantal achtereenvolgende tijdstippen herhaald.
' Een prospectief onderzoek begint in het heden en gaat door in de tijd. Een retrospectief onderzoek daarentegen kijk achteruit (retro) naar een bekende uitkomst, waarbij de factoren worden bepaald die de uitkomst hebben beïnvloed.
Het N=1 onderzoek is een gerandomiseerde, geblindeerde en meestal placebogecontroleerde trial die, zoals de naam al suggereert, maar bij één patiënt wordt uitgevoerd.
Het centrale probleem van observationeel onderzoek is de aanwezigheid van verstorende factoren of confounders.
Bij dit onderzoek worden de effecten van de media gemeten. Om de effecten van de media te kunnen meten moeten er minimaal twee variabelen worden gemeten: de onafhankelijke variabele: blootstelling aan de media (media exposure) en de afhankelijke variabele: het daadwerkelijk effect.
Randomisatie verhoogt de interne validiteit van het onderzoek, omdat je hiermee systematische verschillen tussen de participanten van de groepen voorkomt. Hierdoor kun je met meer zekerheid stellen dat de resultaten het gevolg zijn van een manipulatie van de onafhankelijke variabele.
Blindering betekent: niet op de hoogte zijn van bepaalde aspecten van het onderzoek. In het voorbeeld: niet weten welke patiënten de 'echte' behandeling krijgen en welke placebo.
Bij een intention to treat analyse analyseert men de resultaten van de patiënten volgens de interventie waar ze initieel aan toegewezen waren, ongeacht of ze de toegewezen behandeling volgden en ongeacht hun evolutie in de studie.
Blindering is een belangrijk aspect van elk uitgevoerd onderzoek om bewuste of onbewuste bias (vooringenomenheid) in de opzet en uitvoering van een klinisch onderzoek te vermijden en te voorkomen.
Een cohortonderzoek kan ook retrospectief worden uitgevoerd, indien zowel de determinant als de uitkomstmaat al hebben plaatsgevonden, maar waarbij de cohorten ingedeeld zijn naar de determinant, en niet naar de uitkomstmaat zoals in een patiënt-controleonderzoek (zie volgende paragraaf).
Kwantitatieve onderzoeksdesigns kunnen worden verdeeld in vier soorten. Met experimenteel en quasi-experimenteel onderzoek kun je oorzaak-gevolgrelaties (causaliteit) onderzoeken, terwijl je met descriptieve en correlationele designs variabelen kunt meten en relaties tussen de variabelen kunt beschrijven.