Het antwoord op een beleidsvraag is meestal een advies over wat je als instelling of bedrijf moet doen. Daar- voor heb je informatie en dus vaak onderzoek nodig.
Goede deelvragen
Een goed geformuleerde deelvraag voldoet aan dezelfde eisen als een hoofdvraag of probleemstelling. Aanvullende eigenschappen voor goede deelvragen zijn: Ze zijn minder complex en specifieker dan de hoofdvraag. Ze beslaan samen hetzelfde, dus niet een groter gebied, als de hoofdvraag.
De hoofdvraag is het belangrijkste onderzoeksvraag van je scriptie. Je stelt je hoofdvraag op aan de hand van je probleemstelling. Een goede hoofdvraag is onderzoekbaar, haalbaar, origineel, complex, relevant, specifiek en focust zich op één probleem.
Een meningsvraag is een vraag waarbij je jouw mening of de mening van iemand anders geeft over een bepaald onderwerp. Je beschrijft bij deze vraag ook het waarom van deze mening. Bijvoorbeeld: Is het veroorlooft om medicijnen te testen op proefdieren?
Waar voldoen goede vragen aan? Een goede vraag bevraagt maar één onderwerp, stuurt niet, bevat geen dubbele ontkenningen, is niet te lang, is duidelijk geformuleerd, houdt rekening met alle mogelijkheden en genereert antwoorden waar je wat mee kan.
Formuleer een open vraag
Begin hoofdvragen bijvoorbeeld met de volgende woorden: 'in hoeverre', 'welke' of 'wat'. Hiermee kun je gemakkelijk een open vraag formuleren en een breder onderzoek doen. Voorkom echter het gebruik van 'waarom' in je hoofdvraag. Dit maakt je onderzoek te breed en niet specifiek genoeg.
Beschrijvende vragen
Beschrijvende vragen komen van pas om het onderwerp van het onderzoek te verkennen. Deze vragen worden meestal geformuleerd als deelvragen, als het startpunt van je onderzoek (deelvraag 1 en 2). Zo krijg je het onderwerp van je scriptie overzichtelijk.
De belangrijkste onderzoeksvraag waarop je antwoord geeft, is de hoofdvraag.De deelvragen zijn de onderzoeksvragen die je helpen de hoofdvraag te beantwoorden. Je baseert je onderzoeksvragen op je probleemstelling die voortkomt uit je probleemanalyse.
Bij een normatieve vraagstelling worden normen of beginselen als maatstaf gehanteerd waaraan de empirie (de werkelijkheid) kan worden beoordeeld. Een voorbeeld van een normatieve vraag is: moet Nederland evenveel aan ontwikkelingshulp besteden als België?
Een goede hoofdvraag begint ook niet met 'hoe komt het' of 'waarom' en is niet te beantwoorden met 'ja' of 'nee'. Formuleer ook geen normatieve vraag (meningsvraag), deze wordt vaak niet goedgekeurd door je begeleider omdat je als onderzoeker objectief dient te zijn.
Je probleemstelling beschrijft het probleem dat onderzocht wordt. De doelstelling geeft kort aan waar het onderzoek inzicht in gaat verkrijgen. De hoofdvraag (of centrale onderzoeksvraag) is de vraag met betrekking tot het probleem waarop je scriptie een antwoord geeft.
Stap 3: Beantwoord je hoofdvraag
Tot slot beantwoord je op basis van jouw onderzoek de hoofdvraag. Leg daarbij duidelijk uit hoe je tot deze conclusie bent gekomen. Tip Geef niet letterlijk je hoofdvraag en daaronder direct het antwoord, maar werk beschrijvend en verwerk jouw antwoord in een lopende tekst.
Er is geen vast aantal deelvragen dat je moet opstellen. Wel is het zo dat hoe complexer je onderwerp is, hoe meer deelvragen je nodig zult hebben. Probeer je te beperken tot 4 à 5 deelvragen. Als je er (veel) meer nodig hebt, moet je wellicht je hoofdvraag vereenvoudigen of beter afbakenen.
De theoretische deelvragen gaan over een theoretische verkenning van de kernbegrippen uit je onderzoeksvraag. Deze theoretische deelvragen worden beantwoord in het theoretisch kader. De onderzoeksdeelvragen zijn de deelvragen waarvoor jij zelf data gaat verzamelen, bijvoorbeeld middels enquêtes of interviews.
Deelvragen zijn de subvragen van je hoofdvraag. Vaak kun je de officiële onderzoeksvraag van je scriptie of onderzoek niet in één keer beantwoorden. Daarom gebruik je deelvragen die zich op een kleiner deel van je onderzoeksvraag focussen. De antwoorden op al je deelvragen leiden tot de beantwoording van je hoofdvraag.
Vertel bijvoorbeeld over welk land, welke periode of welke groep het gaat en welke begrippen, concepten en theorieën je gebruikt. Een lange vraag is niet per se fout, maar zorg er wel voor dat je maar één vraag stelt. Anders maak je het voor jezelf moeilijk en kan de samenhang binnen je PWS ontbreken.
Je deelvragen beantwoord je (afhankelijk van je onderzoeksmethode) in het theoretisch kader of in de resultatensectie.
Een voorbeeld van een beschrijvende vraag is: 'Hoe werkt dit hier?', 'Op welke plekken lukt het al?' ' Waar zien we hier vandaag al goede voorbeelden van?' of 'Wat is hier nu eigenlijk aan de hand en wie heeft daar last van?' Beschrijvende vragen gaan over het hier en nu.
13De hoofdvraag of deelvraag is een gesloten vraag. Een hoofdvraag dient een open vraag te zijn: een vraag die begint met een vraagwoord zoals wie, wat, welke, waarom, waarmee of hoe. De vraag mag dus niet met ja of nee worden beantwoord (gesloten vraag).
Je onderzoek is empirisch van aard als je het onderzoek zelf uitvoert, waardoor je nieuwe resultaten verkrijgt. Je beantwoordt je onderzoeksvraag door systematisch data te verzamelen met behulp van een empirische onderzoeksmethode. Vervolgens analyseer je de data.
Deelvragen zijn de subvragen van je hoofdvraag. Vaak kun je de officiële onderzoeksvraag van je scriptie of onderzoek niet in één keer beantwoorden. Daarom gebruik je deelvragen die zich op een kleiner deel van je onderzoeksvraag focussen. De antwoorden op al je deelvragen leiden tot de beantwoording van je hoofdvraag.
De onderzoeksvraag is de vraag die gedetailleerd beschrijft waar jouw onderzoek zich op focust.De onderzoeksvraag is de vraag die volgt op je hoofdvraag. De hoofdvraag geeft in zeer brede zin richting aan je onderzoek. Stel je voor dat je een onderzoek doet bij Bedrijf X waar product Y slecht verkoopt.
Stel je een verklarende of analyserende vraag, dan ga je op zoek naar de oorzaken, processen of gevolgen van een gebeurtenis of ontwikkeling. Vaak begint deze vraag met 'waarom'.