Wat is agnosie? Bij agnosie kun je nog steeds dingen zien, horen, proeven, ruiken en voelen.Je kunt deze dingen alleen niet meer herkennen of plaatsen. Zo kun je moeite hebben met het herkennen van voorwerpen, vormen, kleuren, gezichten, teksten en muziek.
Herkenningsstoornissen worden aangeduid met de term agnosie. Iemand neemt wel waar dát er iets is maar herkent niet wát het is. Het probleem zit in dit geval niet in de zintuigen maar in de verwerking van de waarneming door de hersenen.
Agnosie. Agnosie is een stoornis in het herkennen van objecten en personen. Iemand met dementie herkent de dagelijkse gebruiksvoorwerpen niet meer. Maar ook bekenden of familieleden worden op den duur niet meer herkend.
Zeldzamer is agnosie het gevolg van een psy- chische oorzaak. Visuele agnosie is het niet herkennen van afbeeldingen, kleuren, voorwerpen of personen. Bij visuele object agnosie wordt een voorwerp dat gezien wordt niet herkend. Bij aftasten met de vingers wel.
Agnosie wordt veroorzaakt door schade aan je hersenen. Deze schade kan ontstaan door een bepaalde aandoening of door een ongeval. Alles wat je ziet, hoort, ruikt, proeft en voelt, gaat als een prikkel naar een bepaald deel van je hersenen. Je hersenen geven deze prikkel een plekje.
Eén van de klassieke syndromen uit de neurologie en de neuropsychologie is de visuele agnosie, ofwel de visuele herkenningsstoornis. Een patiënt die een dergelijke stoornis heeft, is niet goed meer in staat om voorwerpen en/of gezichten die hij ziet, te herkennen.
Bij dementie gaan de zenuwcellen in de hersenen kapot. Soms gaan niet de zenuwcellen zelf kapot, maar de verbindingen tussen de cellen. Het is ook mogelijk dat de cellen en de verbindingen het niet meer goed doen. Door deze afname van cellen functioneren de hersenen steeds minder goed.
Bij dementie gaan steeds meer zenuwcellen in de hersenen en/of verbindingen tussen deze zenuwcellen kapot. Hierdoor kunnen de hersenen niet goed meer functioneren. Bij sommige mensen met dementie kan de achteruitgang heel snel verlopen, terwijl anderen nog jarenlang een relatief gewoon leven kunnen leiden.
Dementie en moeite met praten en begrijpen van taal
Dementerende mensen maken kortere zinnen en vreemde zinsconstructies. Het is steeds moeilijker dingen onder woorden te brengen of te begrijpen wat anderen zeggen. Dan is er sprake van een taalstoornis, ook wel afasie genoemd.
Bijna altijd is er na het ontstaan van afasie enig spontaan herstel van de taal. Zelden of nooit is dat herstel volledig. Toch is er met veel oefenen, telkens weer proberen en volhouden vaak enige verbetering te verkrijgen.
Apraxie is niet te genezen. Wel kan een team van speciale zorgverleners ervoor zorgen dat je er beter mee kunt leven. Zo kan een ergotherapeut je compensatie-strategieën leren.
Wat kun je beter niet doen? Probeer jouw naaste niet te veel te corrigeren of tegen te spreken. Dat confronteert de persoon met dementie met wat hij niet meer weet of kan. Hard praten, snel praten of juist fluisteren.
Nachtrust mensen met dementie verbeteren
Ze functioneren minder goed en het kan zorgen voor eiwitopstapeling en daardoor verdere achteruitgang. Mensen met dementie worden overdag vaak minder actief en vallen dan soms zelfs in slaap. Door die 'middagdutjes' zijn ze 's avonds niet moe genoeg om goed te kunnen slapen.
Een MRI-scan brengt met onschadelijke magnetische stralen de hersenen gedetailleerd in beeld. Op de beelden zijn afwijkingen te zien die passen bij de verschillende vormen van dementie. Het onderzoek is pijnloos en ongevaarlijk.
Comfort (troost en bemoediging) : De behoefte aan warmte, tederheid en troost van anderen. Vooral wanneer iemand zich alleen, onveilig of angstig voelt. Identiteit: De behoefte om te weten wie je bent en een goed gevoel te hebben over jezelf.
Personen met een beginnende dementie ervaren de realiteit nog zoals zij is. Ze ervaren daardoor ook hun eigen tekortkomingen. Elke probleemsituatie wordt een confrontatie met zichzelf, want het herinnert hen eraan dat er iets aan de hand is. Dit besef is heel stresserend en wekt veel onrust en angst op.
Af en toe iets vergeten of dementie hebben is niet hetzelfde. Vergeetachtigheid is onschuldig en vaak tijdelijk. Bij alzheimer en andere vormen van dementie is de vergeetachtigheid veel ernstiger. De huisarts kan de diagnose dementie stellen.
Stress en dementie
Stress verhoogt de productie van stresshormonen, beschadigt de hippocampus, beïnvloedt leer- en geheugenprocessen en verlaagt de afweer. Al deze factoren zijn al eens in verband gebracht met dementie. Stresshormonen kunnen nog jaren na traumatische ervaringen in het bloed worden gevonden.
Kenmerken van dementie
vergeetachtigheid; taalproblemen, bijvoorbeeld niet op woorden kunnen komen of de betekenis van woorden vergeten; gedragsverandering, bijvoorbeeld ongeduldiger worden, of woedeaanvallen; problemen met dagelijkse handelingen, zoals boodschappen doen of het bedienen van een computer.
Frontotemporale dementie (FTD) is soms erfelijk (in 25 tot 40% van de gevallen). Iemand met de erfelijke vorm van FTD heeft 1 op 2 (50%) kans om dit aan een kind door te geven. Lewy body dementie is bijna nooit erfelijk. Bij het ontstaan van vasculaire dementie speelt erfelijke aanleg waarschijnlijk een kleine rol.
Dementie is een ziektebeeld waarbij de geestelijke vermogen ernstig zijn afgenomen. (In het handboek voor de psychiatrie, de DSM-V, wordt dementie een 'ernstige neurocognitieve stoornis' genoemd.)
Vasculaire dementie ontstaat als de patiënt meerdere herseninfarcten heeft gehad. Bij een herseninfarct raakt een bloedvat verstopt, waardoor bepaalde hersendelen geen zuurstof meer krijgen en afsterven. Vasculaire dementie kan ook sluipend ontstaan. Dan zijn er in de loop der tijd vele kleine bloedvaatjes aangetast.
Iemand met apraxie heeft moeite om complexe handelingen uit te voeren. In sommige gevallen kan een handeling wel geïmiteerd worden, maar niet op verzoek herhaald worden. Vaak lukt het beter als de handeling spontaan, zonder erbij na te denken, uitgevoerd wordt.
Ook het kleurenspectrum verkleint bij mensen met dementie. Koude kleuren zoals blauw, groen en paars zijn moeilijker te onderscheiden dan warme kleuren zoals rood, geel en oranje. Een kleurcodering waarin blauw naast paars gezet wordt doe je beter niet.