Volgens Jean Piaget is de cognitieve ontwikkeling van mensen een voortdurende reorganisatie van mentale processen van biologische rijping en hun ervaringen met de omgeving. Biologische rijping houdt verband met de ervaringen die mensen tijdens de levensfases opdoen.
Jean Piaget is een belangrijke ontwikkelingspsycholoog die leefde van 1896 tot 1980. Eén van zijn bijdragen aan de psychologie is onder andere dat het potentieel om te leren en om bepaalde evenementen bewust te ervaren zich ontwikkelt met de leeftijd. Deze theorie wordt de cognitieve ontwikkelingstheorie genoemd.
Volgens Piaget bestaat kennis uit structuren (ook wel omschreven als schema's of systemen). Piaget omschrijft in zijn boeken drie mechanismen waarmee de structuren kunnen worden vormgegeven, oftewel waarmee kennis wordt opgedaan (Solon, 2007):
Het cognitivisme is een leertheorie en beschrijft hoe mensen kennis verwerven, ordenen en gebruiken in hun gedrag. Er wordt bij het cognitivisme vooral gekeken naar het waarnemen en verwerken van informatie.
Vaak wordt cognitivisme neergezet als het tegenovergestelde van behaviorisme. Het zit alleen net even wat gecompliceerder. Behaviorisme richt zich namelijk op iets aanleren met behulp van externe krachten.Cognitivisme kijkt meer naar binnen: hoe we over dingen nadenken.
Kritiek op eigen theorie
Hoewel die theorie nog veelvuldig wordt aangeleerd aan psychologen en pedagogen, was het niet Piagets bedoeling te suggereren dat er harde leeftijdsgrenzen zijn waarop kinderen in bepaalde fases zitten. Dat zou de invloed van de omgeving ondermijnen, en dat deed Piaget zeer zeker niet.
Assimilatie is een begrip uit de ontwikkelingspsychologie van de Zwitserse psycholoog Jean Piaget. Assimilatie staat voor het incorporeren van wat waargenomen wordt in een bestaand handelingsschema.
Volgens Vygotsky nemen kinderen naarmate zij ouder worden het gedrag van volwassenen steeds meer over. De zone van de naaste ontwikkeling (ZNO) is ongetwijfeld het meest bekende concept van Vygotsky. Het is het verschil tussen wat een kind zonder hulp kan doen en wat hij of zij met hulp kan doen.
De theorie van Erikson. De theorie van Erikson (1950) wordt veel gebruikt om de sociale en emotionele ontwikkeling van een persoon te begrijpen. Deze theorie, die geïnspireerd werd door Freuds' ideeën, deelt het leven op in 8 stadia. In elk stadium moet een psychosociaal conflict opgelost worden.
De belangrijkste ontwikkelingsgebieden zijn de lichamelijke-, motorische-, cognitieve-, sociale-, emotionele– en de spraak- en taalontwikkeling.
Pre-conventioneel stadium (ongeveer van 0 tot 10 à 12 jaar) In deze periode ontwikkelt het 'moreel besef' bij kinderen zich. Ze leren wat 'goed' of 'fout' is door hoe volwassenen op hun gedrag reageren. Ze experimenteren met gehoorzaamheid.
Dissimilatie heeft te maken met afbraak: organische stoffen worden weer afgebroken. Hier komt energie bij vrij, die vervolgens weer wordt gebruikt om assimilatieprocessen te laten verlopen. De opbouw van stoffen kost dus energie (assimilatie) en de afbraak van stoffen levert energie op (dissimilatie).
Assimilatie staat voor het incorporeren van wat waargenomen wordt in een bestaand "handelings" schemata. Voorbeeld: een kind heeft geleerd dat een hond een dier is, als hij ontdekt dat ook katten dieren zijn, wordt "kat" ondergebracht in het schema "dier". Kat wordt dus geassimileerd in het schema dier.
In de pre-operationele fase (2 tot 6-7 jaar) leeft het kind in een fantasiewereld.Divergent denken is dominant in deze fase.Het kind fantaseert, denkt magisch en leert voornamelijk door te spelen.
Denkers (assimileren): leren van gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen. Leren met theoretische concepten, modellen en systemen. Leren graag uit boeken. Deze mensen voelen zich goed thuis in het klassieke leersysteem.
Een van de belangrijkste ontwikkelingsgebieden van het kind is de cognitieve ontwikkeling Bij de cognitieve ontwikkeling leren kinderen om informatie uit hun omgeving te verwerken, op te slaan en om deze verworven vaardigheden en kennis op een later tijdstip weer te kunnen gebruiken of toe te passen.
Kohlberg ontwikkelde, geïnspireerd door het genetisch structuralisme van Jean Piaget, een model voor de morele ontwikkeling van kinderen en volwassenen. Gedurende de morele ontwikkeling doorloopt een mens verschillende stadia in een vaste volgorde. De eerste stadia die doorlopen worden betreffen de meest basale normen.
Door spelenderwijs te leren vergroten kinderen hun wereld en slaan ze constant nieuwe informatie op. Ze onthouden het en maken dus gebruik van hun geheugen. In stappen zou je cognitieve ontwikkeling als volgt kunnen opsommen: aandacht -> waarnemen -> herinneren -> denken -> redeneren -> begrijpen.
Cognitieve ontwikkeling:
Bijvoorbeeld: puzzelen, denkspelletjes zoals memorie en doolhoven en sorteerwerkjes. In de themaboeken worden speel-en oefenwerkjes aangeboden die de cognitieve ontwikkeling stimuleren. Ook de knutselwerkjes, sport-en spelactiviteiten en woordkaarten zijn gebaseerd op deze ontwikkeling.
De cognitieve ontwikkeling van een kind is de manier waarop een kind denkt, leert, en begrijpt de wereld om zich heen. Het omvat de ontwikkeling van vaardigheden zoals waarneming, aandacht, geheugen, denken, problemen oplossen, en taal.