- Bepaal de benodigde lengte van de sonde: neem het uiteinde van sonde en meet de lengte vanaf het puntje van de neus via de oorlel naar uiteinde van het borstbeen (NEX: nose-earlobe- xyphoid). Tel 10 cm bij de gemeten lengte op. Het totaal is de lengte die moet worden ingebracht (NEX+10). Noteer deze lengte.
Schuif de sonde langzaam via de neusbodem tot in de keelholte. Vraag de cliënt dan te slikken (eventueel met behulp van een slokje water). Schuif de sonde vervolgens op tot de gemarkeerde lengte terwijl de cliënt een paar keer slikt. Controleer altijd of de sonde niet opkrult in de keelholte.
De sonde wordt geplaatst met behulp van een endoscoop. Dit is een flexibele slang die via de mond in de maag wordt gebracht. De arts brengt via uw mond de gastroscoop naar de slokdarm, maag en twaalfvingerige darm. Op het moment dat de gastroscoop naar binnengaat, kan een kokhalsneiging ontstaan.
Een maagsonde is een slangetje dat via de neus of de mond door de slokdarm in de maag wordt ingebracht en dient meestal om sondevoeding te kunnen toedienen. Dit geldt vooral voor patiënten aan de beademing die vanwege het beademingsbuisje (tube) niet normaal kunnen eten en drinken.
Schuif tijdens de slikbeweging de sonde rustig door totdat de markering op de sonde bij de neus zit. Controleer daarna of de sonde in de maag ligt. Als de sonde goed zit, plak deze dan meteen goed vast op de wang. Dan kan deze er niet meer uit glijden.
Wat is een neusmaagsonde? De neusmaagsonde is een dun buigzaam slangetje. Een maag darm en leverarts plaatst die via de neus en slokdarm in de maag. Het materiaal van de sonde heet polyurethaan (PUR) en kan ongeveer 6 tot 8 weken blijven zitten.
Dit zijn voedingssondes die via een kleine, hiervoor gemaakte opening (fistel) door de buikwand in de maag zijn geplaatst. Het grootste verschil tussen de PRG- en de PEG-sonde is de manier van plaatsing. De PEG-sonde wordt met een kijkbuis via de slokdarm geplaatst.
Wat kan ik doen bij irritatie aan mijn neus, keel of slokdarm? Het kan zijn dat een voedingssonde irritatie geeft aan de neus, keel of slokdarm. Te dikke of te stugge sonde. Sonde drukt te lang op een plaats van de neus.
93% van de patiënten met sondevoeding had een passagestoornis van oesofagus of maag en 58% van de patiënten met PV had een ileus. De mediane overleving was 17 weken voor de patiënten met SV en 12 weken voor de patiënten met PV; 29% was overleden binnen 6 weken.
De eerste dagen na het inbrengen voelt u de sonde steeds zitten, vooral slikken geeft een vervelend gevoel. Na een paar dagen went u hieraan. Krijgt u andere klachten, overleg dan met de verpleegkundige van het voedingsteam wat er aan de hand kan zijn. hoe wordt de sondevoeding toegediend?
Het is belangrijk de sonde goed open te houden. Om verstopping te voorkomen adviseren wij u het volgende: Spuit de sonde na elke portie sondevoeding door met lauw kraanwater. Spuit tijdens continue voeding de sonde iedere 4 uur per dag door met 20 ml lauw kraanwater.
Dompelen PEG(J)-sonde
Hiermee wordt voorkomen dat het inwendige plaatje dat in de maag zit in het maagslijmvlies vast gaat groeien. De sonde mag niet gedraaid worden!
Inbrengen van de sonde
platte bedrust de patiënt in zijligging, om aspiratie tijdens inbrengen te voorkomen. Laat de patiënt indien nodig de neus snuiten. Bepaal door welk neusgat de patiënt het minst makkelijk ademt.
Verzorging neus, mond en gebit
De neusmaagsonde gaat via de neus, door de slokdarm naar de maag. Doordat de maagsonde via de neus gaat, kan het neusslijmvlies geïrriteerd raken. Als dat het geval is, kunt u gebruikmaken van een vaselinezalf die u op de binnenkant van het neusgat kunt aanbrengen.
'Draaien en Dompelen'
Draaien: draai 1 keer per dag u de PEG-sonde helemaal rond in het kanaal. Dompelen: schuif 2 maal per week het fixatieplaatje van de buikwand af en duwt u de sonde vijf centimeter in de maag en terug.
Een maaghevel zorgt ervoor dat de inhoud van de maag wordt geleegd. Hierdoor krijgen de maag en darmen rust waardoor u niet meer misselijk bent en niet meer braakt. De maaghevel blijft in principe een aantal dagen zitten. Hoe lang de maaghevel blijft zitten, is afhankelijk van de productie.
Sonde schoonmaken en schoonhouden
Spoel de sonde minimaal vier keer per dag goed door met lauwwarm kraanwater of mineraalwater zonder koolzuur met behulp van een 20 ml injectiespuit. Gebruik elke 24 uur een nieuwe pompset. Gebruik spuiten om door te spoelen niet langer dan 72 uur.
Sondevoeding en ontlasting. Sondevoeding geeft weinig ontlasting dus u kunt een ander ontlastingspatroon verwachten dan u gewend was. Voor een goede stoelgang en om verstopping te voorkomen is het belangrijk dat u per dag minimaal twee liter vocht gebruikt.
Sondevoeding bevat alle voedingsstoffen die je kind per dag nodig heeft, zoals eiwitten, koolhydraten, vetten, vitamines, mineralen en vocht. Dit zijn dezelfde hoeveelheden als middels de Schijf van Vijf wordt bereikt. Daarom valt sondevoeding binnen gezonde voeding.
Dit omdat uw kind na de sondevoeding geen honger of dorst meer heeft en dus minder zin heeft in eten of drinken. Sommige kinderen krijgen alleen 's nachts sondevoeding omdat ze dan overdag zoveel mogelijk kunnen eten.
Daarnaast is het belangrijk dat de sondevoeding op kamertemperatuur is en dat u uw toedieningsmaterialen, zoals spuiten en de pompset/toedieningssysteem iedere 24 uur vervangt. Verder kan diarree ontstaan doordat u te weinig vezels binnen krijgt. Mogelijk kan een sondevoeding met vezels de oplossing zijn.
over een periode van 12 tot 24 uur wordt de sondevoeding druppelsgewijs toegediend (max. 200 ml/uur) met behulp van een toedieningssysteem. Intermitterend: een voorgeschreven portie (vaak 200 à 500 ml) wordt verscheidene malen per dag, met een vooraf bepaald interval, toegediend met behulp van een toedieningssysteem.
Een eenmaal aangehangen fles of “pack” mag maximaal 24 uur aanhangen. Een glazen fles (500 ml) met sondevoeding mag maximaal 8 uur aanhangen. Industrieel bereide volledige zuigelingenvoeding in poedervorm dient te voldoen aan de eisen die gesteld worden in de Regeling Zuigelingenvoeding in de Warenwet1.