Adaptief onderwijs gaat uit van de verschillen tussen kinderen en stemt het onderwijs af op de behoefte van de leerlingen. De visie erachter is dat kinderen beter leren als de leerstof op de interesses van de leerlingen is afgestemd. Adaptief onderwijs wil afwisseling in de lessen en meer aandacht voor samenwerken.
Adaptief onderwijs is onderwijs dat voldoet aan een drietal basisbehoeften van leerlingen: relatie, competentie en autonomie. Onder de basisbehoefte relatie wordt verstaan dat leerlingen zich geaccepteerd weten, ze erbij horen, ze het gevoel hebben welkom te zijn, ze zich veilig voelen.
Adaptief onderwijs zorgt ervoor dat er minder klassikaal en meer individueel gewerkt wordt. Dankzij adaptieve programma's zijn leerkrachten minder tijd kwijt aan het bijhouden van het leerniveau van leerlingen. Dit laat een overzicht in het programma zien.
Adaptief is gedrag dat goed is aangepast aan bepaalde omstandigheden. Maladaptief is gedrag dat slecht is aangepast aan bepaalde omstandigheden.
Met adaptieve toetsen kun je ervoor zorgen dat iedere leerling een succeservaring heeft. Dat is heel motiverend voor de leerling en geeft zelfvertrouwen. De toets is objectief, en biedt leerlingen een kans om te laten zien wat ze kunnen. Met lage verwachtingen help je je leerlingen niet.
Een adaptieve test is een uitgebreide vragenlijst die de voorgelegde vragen aanpast aan de gegeven antwoorden van een kandidaat. Het systeem berekent namelijk op basis van een gegeven antwoord welke vraag vervolgens gesteld moet worden om de meeste informatie te vergaren.
Een functioneringsniveau (FN) is al beter te verklaren, maar is wel een ruim begrip in die zin, dat je bijvoorbeeld net het FN M5 hebt gehaald. Maar in dat niveau kun je ook halverwege en ook aan het eind zitten; dus tegen de E5 aan.
Een adaptieve strategie is een iteratieve benadering van softwareontwikkeling waarbij hypothesen, experimenten en aanpassingen worden gemaakt naarmate teams het proces doorlopen.
Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) hebben aanzienlijke beperkingen in hun cognitieve ontwikkeling en in hun adaptieve vaardigheden (ook wel sociaal aanpassingsvermogen genoemd).
adaptatie:evolutionaire aanpassing aan een bepaalde leefwijze of omgeving.
Adaptief vermogen is ''het vermogen van een individu om zich aan te passen aan dynamische werksituaties'' (Hesketh & Neal, 1999). Concreet betekent dit dat medewerkers effectief mee kunnen bewegen met veranderingen.
Relatie, autonomie en competentie als de drie psychologische basisbehoeften om ontwikkeling en motivatie te kunnen waarborgen.
Passend onderwijs betekent dat alle kinderen een plek krijgen op een school die past ze past. Ook als zij extra ondersteuning nodig hebben. Daarvoor werken scholen in een regio of stad samen in een samenwerkingsverband. De ondersteuning die een school biedt staat in het ondersteuningsprofiel van de school.
Dit zijn de behoefte aan competentie, autonomie en relatie. Voor leerlingen is het belangrijk dat er ook aandacht is voor deze behoeften.
Ieder mens heeft 3 basisbehoeften: competentie, autonomie en verbondenheid. De behoefte aan competentie gaat om het gevoel de capaciteiten te hebben om goed te kunnen functioneren. De behoeften aan autonomie gaat om de controle om zelf keuzes te maken en tot op zeker hoogte zelfstandig te kunnen handelen.
Ontwikkelingsgericht onderwijs is een algemene term die aangeeft dat de ontwikkeling van het kind centraal moet staan in het onderwijs en niet het onderwijsprogramma. Daarnaast is de socialisatie van leerlingen een belangrijk uitgangspunt. Ontwikkelingsgericht onderwijs is dus zeker geen individueel onderwijs.
Uitvoeren van de persoonlijke verzorging, huishoudelijke taken en bepaalde banen is mogelijk maar er is meer tijd nodig om hierin zelfstandig te worden. Aanzienlijke ondersteuning kan nodig zijn om te kunnen voldoen aan de sociale verwachtingen, werkgerelateerde zaken zoals planning, vervoer, gezondheid en geldbeheer.
We spreken van ZB als iemand een IQ heeft tussen de 70 en 85. Mensen met LVB hebben tekorten in de verstandelijke functies (een IQ tussen 50-70) en tekorten in het aanpassingsvermogen die zijn begonnen gedurende de ontwikkelingsperiode.
Ze kunnen anderen moeilijk lezen, niet goed begrijpen wat iemand bedoelt en zich ook minder goed verplaatsen in een ander. Als je niet goed aanvoelt wanneer anderen last van je kunnen hebben, heb je niet goed door dat je eigen gedrag niet handig is of dat je bepaalde dingen beter niet kunt doen.
Wanneer er sprake is van emotieregulatie problematiek heeft iemand last van een hoge gevoeligheid voor emoties, er zijn sterke emotionele reacties op stress-situaties en er is een vertraagde terugkeer naar het basisniveau na opwinding.
Negatieve coping strategieën
Deze vorm van coping, vaak maladaptieve coping genoemd, doet meestal meer kwaad dan goed en kan juist zorgen voor meer stress, vooral op de lange termijn. Iemand begint bijvoorbeeld met het drinken van alcohol om zijn of haar angstgevoelens te verlagen.
Ja, maladaptatie (letterlijk 'slechte aanpassing') wordt in de wetenschap gebruikt in allerlei disciplines. In jouw context zou je beter het woord 'evolutionaire mismatch' kunnen gebruiken.
Hoeveel fouten er gemaakt kunnen worden om toch de maximale score te halen, verschilt per jaar. Hiervoor worden de scores van alle leerlingen met elkaar vergeleken en op basis van daarvan wordt de schaalverdeling gemaakt. Meestal kan een kind maximaal rond de twaalf antwoorden fout beantwoorden om toch 550 te scoren.
Iedere letter geeft een bepaald resultaat aan, waarbij geldt, dat A het hoogste niveau is en E het laagste niveau. Niveau B: gemiddeld tot goed (volgende 25%); percentiel 51 t/m 75. Niveau C: zwak tot gemiddeld (volgende 25%); percentiel 26 t/m 50.
Groep 7 is een belangrijk jaar! En kan voor je kind best pittig zijn. Er gebeurt van alles, op lesgebied, op sociaal gebied, op schoolkeuzegebied. Alle vakken worden uitgebreid en worden net iets moeilijker.