Er zijn vogelsoorten (bijvoorbeeld de koekoek), die helemaal geen nest maken en hun eieren in het nest van een ander leggen. Die eieren worden door andere vogels (waardvogels, zoals de kleine karekiet) uitgebroed.
Het zijn de vogels die in holletjes broeden (holenbroeders) die graag zo'n kastje gebruiken. Bekende voorbeelden zijn kool- en pimpelmees, huis- en ringmus en spreeuw. Andere vogels, zoals merels, bouwen liever een eigen nest van takken in een dichte struik, klimplant of heg.
Onder de dakpannen ontstaat narigheid, omdat de vogels het dakbeschot kapot pikken. Stank, geluidsoverlast en ongedierte zijn het gevolg. En de vervuiling kan in de schoorsteen zelfs leiden tot brand. Daar zit u niet op te wachten!
Een heel andere manier van nesten bouwen, is het hangende nestje zoals een boerenzwaluw dat maakt. Het wordt gemaakt van klei en als het ware gemetseld. Je vindt ze hangend onder een afdak of aan een dikke balk een schuur.
De meeste vogels maken elk jaar een nieuw nest om hun kroost in groot te brengen. Er zijn ook soorten die hun nest, of de locatie het hele jaar als rustplaats gebruiken of elk jaar weer opnieuw gebruiken, zoals de gierzwaluw, huismus en veel roofvogels.
Het lijken misschien steeds dezelfde individuen, maar gedurende de winter zoeken koolmezen voedsel in groepen die van samenstelling kunnen wisselen. 's Nachts slapen de koolmezen individueel in nestkasten, indien die beschikbaar zijn. Zolang een koolmees niet verstoord wordt zal hij deze nestkast blijven gebruiken.
Een vogel bouwt een stevig nest om zijn eieren beschermd in te kunnen leggen. Het mannetje komt aan met materiaal, het vrouwtje verwerkt dat. De basis bestaat uit grote takken en wordt steeds verfijnder, met een kommetje bovenin. Zo'n nest is echt een knap staaltje bouwkunst.
De winterkoning broedt vooral in de dichte ondergroei van bossen en tuinen. Hagen, struikgewas, houtkanten, ruige vegetatie en dicht struweel vormen goede nest- en schuilplekken.
Tot de primaire weidevogels rekent men doorgaans de steltlopers kievit, scholekster, grutto, tureluur, wulp, kemphaan en watersnip. Velen beschouwen dit rijtje als de echte weidevogels; watersnip en kemphaan zijn echter zo zeldzaam dat ze ook in weilanden niet vaak worden aangetroffen.
De buidelmees heeft als broedvogel een onregelmatige verspreiding over Zuid- en Midden-Europa. De soort komt voor van zuidelijk Zweden tot Marokko, maar ontbreekt in grote delen van Frankrijk.
Oudere gebouwen hebben vaak nog daken met kierende dakpannen, schoorstenen en vele hoekjes en gaten. Hier komen veel gierzwaluwen, spreeuwen, huismussen en zwarte roodstaarten op af. Zij maken graag hun nest in de holtes onder je dak.
Het liefst maken ze hun nest in dichte struiken of lage bomen, in klimop en andere lage beplantingen. De nesten zijn vaak makkelijk te vinden waardoor veel eieren en jongen aan katten en kraaien ten prooi vallen. Ze compenseren dit natuurlijke verlies door veel jongen groot te brengen.
Een vogel die het liefst zijn nest in het rookkanaal bouwt is de kauw. Vooral in het voorjaar zijn de kauwen op zoek naar geschikte broedplaatsen. De kauw geeft de voorkeur aan een holle plaats voor zijn nest. Ze zoekt naar kleine nissen of gaten, zoals een roestvrijstalen rookkanaal, om zich daar te nestelen.
Een vogelnest is een broedplaats voor vogels. Het nestmateriaal wordt verzameld uit de omgeving en bestaat in de regel uit organisch materiaal zoals takjes, grassprieten en bladeren. Het biedt de vogels een veilige plaats om hun eieren in te leggen en hun nakomelingen te voeden tot ze zelfstandig kunnen vliegen.
Nest. De koolmees is als boomvogel een holenbroeder, die zijn nest in een boomholte of een namaakholte (nestkast) maakt. Tussen begin april en begin mei legt het vrouwtje 4-12 eieren (gemiddeld 8-9). Ze moet ongeveer twee weken broeden voor de eieren uitkomen.
Het vrouwtje neemt de nestbouw voor haar rekening. Ze bouwt in drie dagen (maximaal 18 dagen) een strakke diepe kom die precies past vork van takken. Het materiaal bestaat uit korstmos, mos, gras en veren die bij elkaar worden gehouden met spindraden.
App Tuinvogels
Herken via de handige herkenningstool snel en makkelijk alle tuinvogels en tekst uw kennis over herkenning via een leuke quiz. Via deze web-app kunt u ook gemakkelijk deelnemen aan de jaarlijkse Nationale Tuinvogeltelling in januari die Vogelbescherming organiseert. Lees meer over de web-app.
Klein, gestreept, dunne snavel. Witte buitenste staartpennen. Flanken zwaar gestreept; hier is de gelijkende boompieper heel dun gestreept. Weinig oogstreep, opvallende oogring.
Want veel stadsduiven hebben nu, in januari, al een nest met jongen. Ook al is het winter, de stadsduif blijft het hele jaar eieren leggen en haar jongen grootbrengen. In de stad heeft de duif genoeg te eten. De vogel heeft genoeg aan zaadjes en aan het afval dat de mens achterlaat.
Een klein, eenvoudig vogeltje dat vooral bekend is door zijn uitermate luide gezang, een echt “kwettergezang”. Hij is rood-bruin van kleur en heeft een opgewipt stomp staartje. De flanken van het winterkoninkje zijn wit gestreept. Van alle zangvogels is deze vogel toch wel de grootste lawaaimaker.
Nest bolvormig met veel mos, met aan de zijkant een opening. Het mannetje maakt meerdere nesten, waarna het vrouwtje uiteindelijk één nest uitkiest om in te broeden. Als het vrouwtje op de eieren zit, probeert het mannetje een ander vrouwtje te lokken in één van de andere nesten.
Als het voorjaar warmer is, zullen er veel vroeger op het jaar insecten zijn. Insectenetende vogels, zoals de pimpelmees moeten ervoor zorgen dat hun jongen opgroeien wanneer het meest voedsel beschikbaar is. In een warmer voorjaar gaan ze daarom eerder eieren leggen.
De totale broedduur vanaf het betrekken van de nestkast tot het uitvliegen van de jongen is dus ongeveer 50 dagen.
Van alle soorten vogels maken arenden de grootste nesten. Zo'n nest kan wel vier meter diep en tweeënhalve meter breed worden.