Naast vlees en vis, waren brood en bier in de middeleeuwen het voornaamste eten.Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars.
De uitdrukking 'peperduur' herinnert daar nog aan. Tussen ongeveer 1700 en 1950 aten arme en rijke Nederlanders bijna iedere dag hetzelfde. Als ontbijt aten ze pap, pannenkoek, aardappel of brood met reuzel, stroop en af en toe jam.
Middeleeuwse voeding. Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten.
Gewone stervelingen aten alle dagen een éénpans maaltijd. Een potage van bijvoorbeeld groenten, groene kruiden, graankorrels, gedroogd fruit en soms wat vlees of vis. Verder at men wel pap of bakte een dikke pannenkoek om mee te nemen naar veld of werkplaats.
Boeren aten veel brei van granen zoals rogge en haver, tarwe was een luxeproduct. Vlees, vis en eieren waren niet het hele jaar beschikbaar, en verse groente al helemaal niet. Het was dus voor een middeleeuwse boerin minder makkelijk dan tegenwoordig om smakelijke maaltijden uit haar kookpot te toveren!
Antwoord: Tot de oudste groenten behoren kool, rapen, pastinaken (toen pinksternakels genoemd) en wortelen. Men gaat ervan uit dat pastinaken als het algemene voedsel voor de armere bevolking vóór de invoering van aardappelen was.
Over het algemeen aten Europeanen in de middeleeuwen voor ons bekende groenten, zoals komkommer, (kikker)erwten, selder, wortelen, kool, prei, sla, knoflook, uien en kruiden zoals munt, salie, komijn, anijs, peterselie en koriander.
De mensen aten vroeger van alles! Gevogelte, vlees, groenten en fruit. Eigenlijk een hele gezonde keuken. Ze aten alles wat er in de natuur voorkwam, zelfs kleine vogeltjes.
Toch dronken vroeger niet veel mensen alcohol, het was gewoon te duur en niet altijd te krijgen. Tot in de Middeleeuwen bleef dat zo. In die tijd maakten mensen wijn uit vruchten en bier uit gerst en honing. Het alcoholgehalte van die dranken was laag.
1850-1960: haute cuisine en smaakvervlakking
In de westerse landen is dit een periode waarin de hongersnood definitief wordt overwonnen. In deze periode eet de Nederlander twee keer per dag brood en één keer warm, meestal 's avonds. Naast brood is pap populair en de pannenkoek natuurlijk.
Toen aten Nederlanders gemiddeld 39,5 kilo vlees per persoon per jaar, ruim 20 kilo meer dan een halve eeuw ervoor. Sinds 2010 neemt de vleesconsumptie gemiddeld af, al stagneert het wat sinds 2016. Inmiddels noemt meer dan de helft van de Nederlanders zich flexitariër en zeggen steeds meer mensen minder vlees te eten.
Zo ging van 1850 tot 1900 tarwe de plaats innemen van het goedkopere roggebrood. Brood en aardappelen domineerden dus het dieet in de eind 19e eeuw. Vlees werd gezien als een luxe product. Omstreeks 1890 verscheen bij arbeidersgezinnen hooguit eenmaal per week vlees op tafel.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Rijke en in de stad levende mensen hadden in de Middeleeuwen een grotere kans op loodvergiftiging. Tegenwoordig heeft rijkdom doorgaans een goede invloed op de gezondheid. Dankzij een goedgevulde portemonnee kun je sporten, gezond voedsel kopen en gaan wonen in een buurt met veel groen en weinig verkeer.
De belangrijkste plek in een kasteel was wel de keuken. Het eten dat hier iedere dag werd klaargemaakt was vrij simpel. De meeste ridders leefden niet zo luxe en aten hetzelfde als de boeren: linzensoep vaak, of gierstbouillon met brood en wijn.
We eten dan vaak vlees van een os, een varken of gevogelte. Vis eten we ook. De goede vis uit de zee en rivieren is voor de rijke mensen en de resten voor de armen. Bij het vlees eten we niet veel groente, dit vindt men bokkenvoer.
'Mede' gemaakt van honing is waarschijnlijk het oudste alcoholische drankje dat we kennen. Het werd 8000 jaar geleden al gedronken. Het is waarschijnlijk toevallig ontstaan doordat honing en water op een warme plek met gist in aanraking kwam.
De arme mensen aten uit een oud stuk brood. Maar de rijke mensen van adel af rijke handelaren aten uit borden van zilver en goud. De mensen in de middeleeuwen hielden van vlees, maar dat mochten ze niet alle dagen eten dat kwam door de kerk.
De middeleeuwen
Mensen vielen daarom terug op bijvoorbeeld water uit waterputten, water uit rivieren en zelfs water uit grachten werd gedronken. Met name het water uit grachten was erg ongezond, omdat dezelfde grachten als riool werden gebruikt. Ook werd er afvalwater van bijvoorbeeld textielververijen in gedumpt.
Er werd weinig vlees, weinig suiker en weinig vet gegeten. In plaats daarvan kwam een voornamelijk plantaardig dieet van aardappelen, granen, peulvruchten, groenten en fruit, aangevuld met een beperkt aantal vetten. Hier doet het menselijk lichaam het goed op.”
Wanneer je naar heel Nederland kijkt dan kun je stellen dat we in heel Nederland graag als hartige snack een kroket, bitterbal, haring, kibbeling, kaas of een patatje eten. Zoete snacks die in heel Nederland worden gegeten zijn poffertjes, pannekoeken, drop en stroopwafels.
Wat aten wij toen? Het eten was destijds goedkoop en simpel. De warme maaltijd bestond voornamelijk uit aardappelen, groente en (een klein beetje) vlees. Gerechten als stamppot, bruine bonensoep, watergruwel, hangop en rijstebrij waren aan de orde van de dag.
Naast vlees en vis, waren brood en bier in de middeleeuwen het voornaamste eten. Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars.
Naast brood en pap aten ze ook veel bonen en peulvruchten. Van melk maakten ze de 'luxeproducten' zoals boter en kaas. Producten die alleen de welgestelden zich konden veroorloven. Dat gold ook voor vlees, voornamelijk rijke mensen aten dit.
19de Eeuw als voortzetting
In de 19de eeuw veranderde de eetcultuur beetje bij beetje tot ons 'oer-Nederlandse eten': 's ochtends een boterham met kaas, 's middags aardappelen, groenten, vlees en toetje en 's avonds weer brood. Wel komen er nieuwe producten: bruine bonen, witte bonen en kapucijners.