De herfst is voorbij en de winter doet zijn intrede. Horden vogels verzamelen zich om naar het zuiden te vliegen. Dat doen de gevederde snavelaars omdat ze het klimaat daar prettiger vinden. Ook is er meer voedsel te vinden in de andere gebieden.
Trekvogels zoeken voedsel en nestplaatsen
Trekvogels leggen vaak duizenden kilometers per jaar af. Ze gaan net als veel andere dieren op zoek naar plekken waar ze betere kansen hebben om te nestelen en voedsel te vinden, of waar het klimaat dat seizoen prettiger is.
Dit heeft als voordeel dat ze kunnen profiteren van gunstige weers- en voedselomstandigheden in hun overwintergebied, als het broedgebied 's winters te korte daglengte heeft of te koud is. Vogels die jaarlijks trekken, worden trekvogels genoemd, vogels die het hele jaar op een locatie doorbrengen zijn standvogels.
In het klassieke patroon van de vogeltrek vliegen grote zwermen ganzen in de lente vanuit het zuiden van de VS naar het noorden, waar ze op vaste plekken in het hoge noorden van het continent neerstrijken om er te paren en hun jongen uit te broeden.
De piek van de vogeltrek valt in oktober. Vinken, spreeuwen, graspiepers, koperwieken, kolganzen, kievieten, kokmeeuwen, boerenzwaluwen, aalscholvers, veldleeuweriken, zanglijsters en nog veel meer. Met miljoenen gaan ze op de vleugels. Maar er zijn vogels die al veel eerder vertrekken.
Hoe vinden ze de weg? Hoe vogels zich oriënteren tijdens de trek is redelijk goed bekend. Zo volgen ze kustlijnen en rivieren en kijken naar de zon en sterren. Ook reageren ze op het aardmagnetisch veld en gebruiken zelfs geluiden en geuren om de weg te vinden.
In de ogen van vogels zit de stof chryptochroom, die hen in staat stelt het magnetisch veld van de aarde te 'zien'. Daarnaast baseren trekvogels zich op bakens in het landschap, die vanuit de lucht heel duidelijk zijn: kustlijnen, rivieren, kanalen, en zelfs snelwegen.
Communiceren in het donker
'Het is niet dat ze nu meer lawaai maken, maar het is vooral de massa', zegt Dijksterhuis. 'Ze vliegen in het donker en kunnen elkaar niet goed zien. Al kunnen vogels veel beter zien dan mensen. Ze houden contact door te gakken.
De brandgans bijvoorbeeld broedt in arctisch Rusland, Spitsbergen en Groenland. Na hun lange reis komen ze begin oktober aan in ons land. Het overig deel van de populatie overwintert in Duitsland, Schotland of Ierland. Nederland is bij uitstek een land om ganzen te kijken.
Op het hoogtepunt in de winter verblijven in Nederland tussen de 1,8 en 2 miljoen ganzen. Het overgrote deel broedt veel noordelijker op de toendra's van Nova Zembla, Spitsbergen, Scandinavië, en Siberië. Ze brengen de winter in Nederland door omdat het hier warmer is en er voldoende voedsel is.
Zonlicht kan de noordelijke gebieden dus langer bereiken. In landen als Nederland is er dus langer zonlicht in de zomer wat erg gunstig is voor de vogels. Daarom trekken ze altijd terug naar het noorden.
In september en oktober is de vogeltrek in volle gang. Vogels trekken dan weg uit hun broedgebieden omdat het daar te koud is of omdat er geen voedsel meer is. Ze trekken dan naar het zuiden, om beter weer en voedsel te vinden.
In de winter zijn ze in een warmer land dan in de zomer. Vogels die heen en weer reizen tussen een zomergebied en een wintergebied noem je trekvogels. Sommige vogels trekken een paar honderd kilometer weg, bijvoorbeeld van Nederland naar Zuid-Frankrijk. Andere vliegen wel duizenden kilometers, zoals naar Zuid- Afrika.
Zo komen vogels uit de tropen bij ons terecht om hun nageslacht de allerbeste eerste zorgen te kunnen bieden. De ganzen die bij ons overwinteren vliegen 's zomers dan weer richting Arctische gebieden om er te profiteren van de explosie aan insecten en de hoge kwaliteit aan kruiden en grassen.
De vogeltrek is best gevaarlijk. Het kan slecht weer zijn. De Middellandse zee moet overgestoken worden, en boven de Sahara komen soms zandstormen voor. Op veel plaatsen hangen elektriciteitskabels hoog boven het land.
Waarom zie je in de winter nooit een zwaluw of een grutto? In de winter is het te koud voor vliegende insecten, dus moet de boerenzwaluw naar zijn voedsel toe. 'Er zijn ook vogels die hier naartoe vliegen, dus er is wel genoeg voedsel voor andere vogelsoorten dan de boerenzwaluw,' zegt de zoöloog.
Ganzen vliegen tijdens de vogeltrek in V-formatie omdat het energie bespaart ten opzichte van het achter elkaar vliegen.
Deze ganzen leggen de 3000 km lange reis in slechts 5 dagen af. Dat ze zo snel kunnen, was een grote verrassing voor ons.
Sneeuw in het hoge noorden zorgt ervoor dat ganzen niet bij hun geliefde gras kunnen en daarom trekken ze weg. Ieder najaar komen er grote groepen ganzen naar Nederland om te overwinteren.
Gedomesticeerde ganzen kan je over het algemeen gemakkelijk hanteren en onderzoeken hoewel dit stress veroorzaakt. Ze kunnen zich verdedigen door te flapperen met hun vleugels, uit te halen met hun poten of door te bijten.
Een mannetjesgans heet een gent. Als een mannetje en een vrouwtje een paar vormen, blijven ze meestal hun hele leven samen. Ganzen zijn dus hele trouwe dieren. Als een mannetje en een vrouwtje een paar vormen, blijven ze meestal hun hele leven samen.
Huisvesting. Ganzen zijn groepsdieren en mogen daarom nooit alleen worden gehouden. Als u niet meer dan twee dieren wilt houden kunt u kiezen uit een koppel (gans en gent) of twee ganzen (vrouwtjes). Wilt u meer dieren dan is een trio (gent met twee ganzen) een mogelijkheid.
Het gehoorbereik van vogels verschilt per soort, maar is vergelijkbaar met dat van mensen (20-20.000 hertz). Vogels kunnen tóch veel beter horen, want ze kunnen beter details onderscheiden (grotere gehoorscherpte). Vogels zijn vooral ontvankelijk voor geluiden die dezelfde toonhoogte hebben als hun eigen geluiden.
Helaas nemen duiven die taak voor ze waar. Wat eten betreft mogen het vliegende ratten lijken, qua poepen zijn het vliegende honden. Omdat poep en plas bij duiven tegelijkertijd uit dezelfde opening komen, bombarderen ze je met een tweecomponentenproduct dat door elke hoed of jas bijt.
Bij storm is schuilen natuurlijk het eerste wat de kleine vogels doen. Laag, in de luwte van groenblijvende naaldbomen en in dichte hagen en riet. Daar zijn ze beschermd tegen regen en wind. Daarbij geldt: hoe lager hoe warmer.