Net als de zon komen de sterren in het oosten op en gaan ze in het westen weer onder. Dit komt door het draaien van de aarde. Een ster doet er iets meer over dan 23 uur en 56 minuten om in dezelfde positie terug te keren. De zon heeft daar 24 uur voor nodig, want tegelijkertijd draait de aarde ook rond de zon.
Het licht van een ster die laag boven de horizon staat, moet een langere weg door de dampkring afleggen. Daarom zullen die sterren meer flikkeren. Een ster die hoog aan de hemel prijkt, fonkelt veel minder. Planeten en de zon fonkelen niet aan de hemel.
Sterren bewegen natuurlijk niet alleen naar ons toe of van ons af, maar ook zijwaarts. Die beweging is dus te 'zien' aan de hemel (door iedere paar jaar nauwkeurige positiemetingen te doen met telescopen) en deze beweging wordt de eigenbeweging van de sterren genoemd.
Satelliet(en)
Satellieten zijn op een heldere nacht vaak te zien als een bewegend “sterretje”, een puntje met de helderheid van een ster. Ze bewegen langzaam (veel langzamer dan meteoren) en zijn vaak minutenlang te volgen. De helderheid kan lange tijd constant zijn, maar ook variëren.
Voor de noordelijke hemelpool is dat de ster met de naam Poolster, Polaris of alpha Ursae Minoris, die dicht bij het verlengde van de aardas aan de noordelijke hemelpool ligt. Gedurende de nacht lijken alle sterren door de rotatie van de aarde in een baan om de pool heen te draaien.
Een ster die vlak bij de Poolster staat, beschrijft in de loop van een etmaal een klein cirkeltje, en zal dus altijd boven de horizon blijven. Sterren die op grotere afstand van de Poolster staan beschrijven grotere cirkels. Gedurende een deel van hun schijnbare dagelijkse beweging staan ze onder de horizon.
Wel 100 keer groter dan de aarde. Door de felheid waarmee de zon schijnt, zien we overdag de andere sterren niet.
Vallende sterren zijn SNEL. Heel snel. Ze schieten de dampkring in met snelheden die tot 100,000 kilometer per uur kunnen oplopen. Vallende sterren lichten dus in een fractie van een seconde op.
Natuurlijk staan de sterren en de planeten zelf ook niet stil: ze lijken zich langzaam aan de hemel te verplaatsen als gevolg van de draaiing van de aarde. Maar soms zie je een object met vrij hoge snelheid tussen de sterren door bewegen.
Vallende sterren, of meteoren, kunnen ontzettend snel gaan. Afhankelijk van waar ze vandaan komen, kunnen ze wel meer dan 100.000 kilometer per uur gaan. De gemiddelde snelheid is echter ´slechts´ 48.000 kilometer per uur. In vergelijking gaat het ISS met een snelheid van ongeveer 28.000 km/h rond de Aarde.
Dat komt door twee dingen: de Zon en de lucht om ons heen. De Zon is een ster net als alle andere, alleen staat de zon veel dichterbij. Daardoor lijkt de Zon wel 10 miljard maal helderder dan de helderste sterren aan de hemel. De lucht om ons heen verstrooit veel van het zonlicht.
Volgens de hedendaagse kennis is het zichtbare heelal opgebouwd uit grote groepen superclusters en clusters die, samen met slierten sterrenstelsels (filamenten), een draderig netwerk vormen waartussen zich enorme superholtes bevinden.
Als je op een heldere nacht naar de sterren kijkt zie je dat sommige sterren lijken te knipperen. Schijn bedriegt. Het knipperen ontstaat wanneer de lichtstraal tussen de ster en je ogen wordt onderbroken, bijvoorbeeld door een hoge luchtvochtigheid of stof en andere kleine deeltjes.
Over Algol. Op dit moment kun je de ster Algol 's nachts zien knipperen. Elke 69 uur daalt zijn helderheid tot slechts 30 procent van zijn normale niveau, en tien uur later is hij weer op vol vermogen. De naam Algol betekent 'demon' in het Oudarabisch en zijn gedrag houdt astronomen al bezig sinds de oudheid.
Het knipperen doet iedere ster die laag aan de horizon staat. Dat komt door de rotzooi in de dampkring van de aarde. Hoe lager een ster staat (optisch), hoe langer de weg van zijn licht door de dampkring, hoe meer rotzooi dat licht moet passeren en hoe meer verstrooiing van dat licht.
Het komt niet zo vaak voor, maar het kan dus voorkomen dat een meteoriet uit de dampkring naar beneden valt. Kan je dan een meteoriet op jouw hoofd krijgen? Ja, dat is mogelijk. Sterker nog, het is wel eens gebeurt.
Vallende sterren zijn door de eeuwen heen altijd beschouwd als een omen van een magische bevestiging. Als we tegenwoordig naar de nachtelijke hemel kijken en een vallende ster zien, zeggen we dat die ons geluk brengt. Door het zien van een vallende ster, krijg je de bevestiging dat je dicht bij je bestemming bent.
Hierdoor noemen sterrenkundigen deze meteorenzwerm de Perseïden. In de late avond en nacht van 12 op 13 augustus zie je de meeste meteoren aan de sterrenhemel doordat de aarde dan het stoffigste deel van het komeetspoor doorkruist.
Dan is het komende nacht het moment om te kijken. Tussen 03.00 en 04.00 bereikt de meteorenzwerm Perseïden namelijk zijn hoogtepunt. In dat uur zijn er zo'n tien vallende sterren te zien. Ieder jaar bereikt de meteorenzwerm op hetzelfde moment het hoogtepunt.
Kies een waarneemplaats met een vrije blik op de hemel, liefst zo donker mogelijk. De achtertuin is meestal donkerder dan de straatkant. Maar de beste locaties vind je buiten bebouwde - verlichte - gebieden. Hoe afgelegener, hoe minder lichtvervuiling, waardoor je ook de 'zwakkere' meteoren kunt zien.
IJzermeteorieten zijn vaak glanzend en hebben vaak gladde kuiltjes die lijken op duimafdrukken in klei. Steenmeteorieten zijn matter en ook een beetje ruw. Meteorieten zijn ook vaak een beetje magnetisch. Om te testen of het een meteoriet is, kun je er een magneet bij houden om te kijken of hij de meteoriet aantrekt.
Het einde van de zon
Dat gebeurt over ongeveer 5 miljard jaar, als de zon is opgebrand. Een ster die geen waterstof en helium meer heeft om aan fusie-energie te komen zal in intensiteit afnemen maar heel erg opzwellen. De zon zal naar schatting zo groot opgeblazen worden dat de aarde erdoor wordt verzwolgen.
De kleur van een ster verwijst naar zijn oppervlaktetemperatuur. Een rode ster is relatief koel met een oppervlaktetemperatuur van minder dan 3.000 graden Celsius. Onze zon is een gele ster: op het oppervlak heerst een temperatuur van meer dan 6.000 graden. En blauwe sterren zijn de heetste, 10.000 graden en meer.
'Kleine sterren kunnen wel honderd miljard jaar oud worden. Grote worden 'maar' één miljard jaar oud. ' Het proces van verbranding duurt dus zelfs bij heel grote sterren nog ontzettend lang.