Iemand kan bepaalde genen hebben waardoor verslaving makkelijker ontstaat. Je genen bepalen namelijk hoe je lichaam en je hersenen reageren op het gebruik van alcohol of andere drugs. Je lever breekt drugs af en het kan per persoon verschillen hoe effectief dit gebeurt.
Factoren zoals groepsdruk, fysiek en seksueel misbruik, vroege blootstelling aan drugs, stress en ouderlijke begeleiding kunnen de kans op drugsgebruik en verslaving van een persoon sterk beïnvloeden. Ontwikkeling. Genetische en omgevingsfactoren werken samen met kritieke ontwikkelingsstadia in iemands leven om het risico op verslaving te beïnvloeden.
Er zijn verschillende oorzaken van verslaving:
Persoonlijke- en omgevingsfactoren kunnen ook een rol spelen. Denk bijvoorbeeld aan het vroegtijdig verlaten van school of financiële problemen. Maar ook de omgeving waarin je bent opgevoed of grote, ingrijpende veranderingen. Iedereen kan verslaafd worden.
Genetica is nog steeds de nummer één voorspeller van verslaving, gevolgd door een vroege start van het eerste gebruik . Gegevensbevindingen hebben de validiteit van deze factoren aangetoond, maar er zijn er nog andere die behandelaars ook moeten overwegen bij het diagnosticeren van middelenmisbruikstoornissen.
Veel mensen denken nog steeds dat het iemands eigen schuld is als hij of zij verslaafd is. En dat diegene geen wilskracht of ruggengraat zou hebben. Maar dit is niet juist. Al jaren is verslaving terecht erkend als een psychische aandoening (een ziekte).
Volgens genetici zoals David Goldman is verslaving voor 40 tot 75% erfelijk. Door je genen heb je mogelijk een grotere kans om verslaafd te raken aan bijvoorbeeld drugs en alcohol. Zo zijn er genetische variaties die de effecten van bepaalde middelen in de hersenen versterken.
Uit de DSM-IV vloeit voort dat ook verslaving als psychische stoornis kan worden aangemerkt.
Je gebruikt vaker en grotere hoeveelheden dan gepland. De drang naar het middel en/of gedrag is te sterk en de verleiding te groot om te weerstaan. Je houdt je niet aan afspraken en gaat meer liegen om je verslaving in stand te kunnen houden. De problemen stapelen zich op.
Sterk verlangen om te gebruiken. Door gebruik tekortschieten op het werk, school of thuis. Blijven gebruiken ondanks dat het problemen meebrengt in het relationele vlak. Door gebruik opgeven van hobby's, sociale activiteiten of werk.
Je raakt niet zomaar verslaafd, dat kan soms jarenlang duren. Het hangt af van het middel dat je gebruikt. Aan bepaalde middelen zoals heroïne, tabak en GBH raak je snel verslaafd; aan alcohol, wiet en XTC weer een stuk minder snel. Lees hier meer informatie over verschillende soorten drugs.
Als je verliefd bent maken je hersenen dopamine en adrenaline aan; stofjes die ervoor zorgen dat je meer geluk en plezier ervaart. Dat is ook de reden dat een verliefd persoon graag bij de ander wil zijn want dan wordt er weer nieuwe dopamine en adrenaline aangemaakt, en geluk werkt nou eenmaal verslavend.
Verslavende stoffen verhogen de afgifte van dopamine in het brein, en dat smaakt naar meer. Maar na verloop van tijd veranderen de verslavende stoffen de vorm van zenuwcellen in het beloningssysteem (nucleus accumbens), en verandert het dopaminesysteem in het dan verslaafd geraakte brein.
Meestal ontstaat een verslaving doordat iemand een middel of een bezigheid al heel prettig vindt. Wanneer iemand verslaafd raakt gebeuren er meerdere dingen tegelijk; het kan zijn dat de omstandigheden van deze persoon zo zijn veranderd dat hij/zij meer behoefte krijgt aan het middel en meer gaat gebruiken.
Herken het gedrag van een junkie
Liegen, bedriegen en manipuleren om de verslaving te verbergen. Vage en onlogische redenaties en antwoorden zijn hier signalen van. Slechtere prestaties op het werk of op school en het verwaarlozen van hobby's. Zelfverwaarlozing: slechter eten en een slechte persoonlijke hygiëne.
Een verslaving is vaak zowel lichamelijk als geestelijk. Gebruik 'willen' maken van een bepaald middel of gedrag verandert in 'moeten' gebruiken.
Impulsiviteit speelt bijvoorbeeld een grote rol. Hoe impulsiever de patiënt, hoe minder remmingen en hoe groter de kans op middelen- en alcoholgebruik wat kan resulteren in een verslaving bij ADHD-patiënten. Daarnaast is een verslaving bij patiënten met ADHD vaak complexer en chronischer dan bij patiënten zonder ADHD.
Veel professionals in de verslavingszorg zien verslaving als een chronische hersenziekte en alle medische beroepsorganisaties erkennen verslaving als ziekte. Er treden namelijk verschillende neurologische en fysiologische veranderingen op in de hersenen van mensen die verslaafd zijn.
Veranderingen in je hersenen spelen bij een verslaving een rol. Het beloningssysteem wordt steeds sterker.Het deel van je hersenen dat helpt om na te denken en verstandige beslissingen te nemen wordt steeds zwakker. Dat verklaart waarom mensen vaak wel willen stoppen met hun verslaving, maar dat dit steeds niet lukt.
Iedereen kan natuurlijk een verslaving ontwikkelen, alleen sommige mensen zijn kwetsbaarder. De belangrijkste risicofactoren zijn genetische aanleg, psychologische en omgevingsfactoren, trauma, gebrek aan sociale connectie en gebruik op jonge leeftijd.